Guus Betlem / Freddy Hagers
Zijn zotte invallen...
Het
voor mij meest tekenende kenmerk van de boeken van Betlem-Hagers zijn de zotte invallen
van de hoofdpersonen. Bij vlagen neigen zijn verhalen naar regelrechte
slapstick, en ik kan ze tientallen keren lezen en nòg schiet ik in de lach. Bij
deze dus enkele fragmenten als voorbeeld, toevallig beide uit de serie van de Huishoudschool.
Situatie
1: Zes meisjes van de huishoudschool staan in een stand op de internationale
huishoudbeurs. Naast hun stand staat de spaghettikoning Danilo, die een leger
meisjes meegenomen heeft voor de bereiding. Deze Italiaanse meisjes zijn bij
aankomst echter wat ziek. Kathinka en haar vriendinnen gaan bij ze op bezoek,
en krijgen het verzoek of ze misschien wat "fragole" voor hen kunnen
bemachtigen. Geen van de Italiaantjes weet hoe dat in het Engels of het Frans
heet, maar het is rood, en met suiker is het zoet. De volgende ochtend gaan
Kathinka en Coby dus de stad in om die onbekende "fragole" te kopen.
En
dan stapt Kathinka gedecideerd op een winkel af. Het is een winkel in
comestibles en fruit. "Rood,
hè?" repeteert ze. "Rood en lekker, en met suiker is het
zoet..." "Wat
wil je doen?" vraagt Coby haastig. "Erachter
komen, wat dat is. Laat het maar aan mij over. Denk erom, van nu af aan ben
ik een Italiaanse." Bij
de ingang botst ze tegen een dame op. Het is blijkbaar haar voorland om tegen
iedereen op te botsen. Ze is ook altijd veel te impulsief. "Scusi,"
zegt ze hardop, "scusi, signorina!" Op
dat moment duikt Coby voor het eerst in haar zakdoek. Dit is Kathinka weer op
haar best... Die
mompelt nog wat na, terwijl ze beleefd de deur voor de ander openhoudt, doch
het zijn niet meer dan wat losse klanken: "Roma, Milano...
arrivedérci!" Kennelijk
draait ze haar hele repertoire af... om te gillen. Achter
de toonbank staat een man met zwartgeplakte haren en een klein snorretje, hij
buigt zich gedienstig naar hen over. "Fragole!"
eist Kathinka kort en bondig. Ze verwacht geen enkele uitwerking, of
hoogstens een verbaasd optrekken van zijn wenkbrauwen en het verzoek, nog
eens te herhalen wat ze begeert, want "fragole" kan wel bij de
slager thuishoren of bij de banketbakker. En misschien wel helemaal nergens,
wanneer niemand weet wat het is. Dat
laatste lijkt haar het waarschijnlijkst. In plaats daarvan echter voltrekt
zich aan hun ogen een onverwacht wonder. De
man buigt plotseling als een knipmes. Op zijn gezicht verschijnt een brede,
aanmoedigende lach, zijn ogen beginnen te glinsteren als van een kind dat men
een stuk speelgoed voorhoudt en zijn handen gebaren druk en levendig, als
fladderende vogels, boven de toonbank uit. Kortom,
hij gedraagt zich als iemand die zich - hoepsadeesie! - in de zevende hemel
ziet geplaatst. "Si
signorina," knikt hij verrukt, "si, si..." Dan
bukt hij zich en zet een grote mand met aardbeien voor hen neer. "Quanto...
hoeveel?" wil hij weten. Dit
is het ogenblik, dat ze zich niet langer kunnen goedhouden. Het is allemaal
zo gek, zo plotseling... zo onbegrijpelijk ook, dat ze luidkeels losknallen.
Als een explosie. Ze
gieren, proesten en snikken het uit, Kathinka kan niet meer tot bedaren
komen. "Aardbeien,"
hikt ze, "hoe... hoe is het mogelijk, dat ik daar niet aan heb gedacht.
En in de eerste winkel de beste. Aardbeien... natuurlijk!" Ditmaal
trekt de man wèl zijn wenkbrauwen op, en hoog! "Maar
die vroeg u immers?" herinnert hij. "Fragole!" En dan ratelt
hij een hele zin, net als signor Danilo gisteren, in rap Italiaans, waarvan
ze geen woord verstaan. Ze
besluiten hem deelgenoot te maken van hun plezier - wat moet hij anders wel
denken? - en het is Kathinka die het verhaal doet, telkens onderbroken door
nieuwe lachbuien. Het
blijkt nu, dat de man zelf Italiaan is, al woont hij al vijftien jaar in
Nederland, en het doet hem nog altijd een enorm genoegen, landgenoten in zijn
zaak te mogen begroeten, vandaar zijn uitbundig vertoon. Hij dacht werkelijk
dat... dat zij ook... Hoe kon hij weten nietwaar, dat dit vermoedelijk hun
enige woord Italiaans was? Maar
dan wordt hij opeens ernstig en zijn hart is van medelijden vervuld, als hij
hoort van de acht meisjes, die op zo onfortuinlijke wijze hun entree in zijn
tweede vaderland hebben gemaakt, en hij vult een enorme kartonnen schaal met
de sappigste van zijn vruchten. "Op
zijn minst een kilo," denkt Kathinka. "Als ze die achter elkaar
opeten, zijn ze morgen wéér ziek." Hij
doet er een kaartje bij, dan gaat het hele geval in cellofaan. Uit een la
diept hij een zijden lint in groen, wit en rood - de Italiaanse kleuren -
waarmee hij het dichtbindt; vervolgens overhandigt hij Kathinka het pakketje
in goed vertrouwen. "Alstublieft,"
buigt hij, "geeft u dit aan mijn landgenootjes... een geschenk van
Alfredo Ambrogio, met de beste wensen voor hun spoedig herstel." Wat
een engel! Zijn alle Italianen zo vrijgevig? Maar het is niet nodig, het
hóeft niet. Ze
proberen hem om het hardst duidelijk te maken dat ze daarvoor willen betalen,
dat willen de meisjes waarschijnlijk ook het liefst. Zo is het net alsof ze
het erop hebben aangestuurd. Doch
hij wil er niet van weten. "Ik
kom wel eens kijken," belooft hij, "op de beurs." Dank,
duizendmaal dank voor hun bemiddeling, ook zij kunnen in alle vrijmoedigheid
over hem beschikken. "Buon giorno, signorine, arrivedérci!" En
dat is dan weer eens wat anders dan "buona sera", maar middag is
het ook nog lang niet. Niettemin, het is de omgekeerde wereld. Op
de terugweg duikt Kathinka een boekwinkel binnen. "´k Ben in een tel
terug," zegt ze, Coby de fruitschaal in haar handen duwend. "Jawel,"
protesteert die, "als je maar opschiet, we moeten om twaalf uur in het pension
zijn, de beurs opent om twee uur." Hé,
dat wist Kathinka nog niet. Bovendien is het nu kwart over tien, ze hebben
dus alle tijd... laat ze niet zeuren. Als
ze terug zijn op school (...) "Hé Thinka, wat doe je?" Want
Kathinka is in een hoekje gaan zitten, met de rug naar hen toe. Ze zien haar
schouders schokken. "Huil
je?" vraagt Mariette. "Allicht,"
grijnst Coby, "ze heeft haar hart verloren aan de palmen van San Remo en
aan Alfredo Ambrogio, wat wil je? Jullie hebben hem niet gezien..." Maar
dan draait Kathinka zich om. Er staan werkelijk tranen in haar ogen.
"Moet je horen," snikt ze, "om te gieren. Ik heb een boekje
gekocht: Italiaans in twee woorden of zoiets... je kunt nooit weten waarvoor
het goed is, dacht ik, na die geschiedenis met die aardbeien. We zitten er nu
rondom in." "In
de aardbeien?" proest Cara. "Of in de geschiedenissen?" Maar
ze verbetert rustig: "In de Italianen, liefje. En straks, met de
meisjes, wordt dat nog erger, daarom. Moet je horen, dit hadden we gisteravond moeten
zeggen: "Goedenavond jongedames, hoe gaat het? Ge ziet er niet zeer wel
uit. Wanneer zijt ge aangekomen? Hebt u een goede reis gehad? Hoe gaat het
met uw vader, uw moeder, uw broeder, uw zuster? De familie is wel, hoop ik?
Hoe maken het uw kinderen...? O nee, die hebben ze nog niet." Ze
buigen zich stikkend over haar schouder. "Laat
zien," beveelt Coby, "is dàt wat je daarstraks hebt gekocht? Om te
brullen." Maar
Kathinka bladert alweer verder. "O
nee," grijnst ze, "het wordt nog veel mooier. Hier bijvoorbeeld,
een gesprek bij de dokter. "Heb ik de eer dokter X. te spreken? Dokter,
ik heb kou gevat, ik gevoel mij zeer lijdend en zwak. Mijn bad, hedenmorgen,
heeft mij uitermate aangegrepen... zeg mij onbewimpeld uw mening: denkt ge,
dat ik mijn krachten spoedig zal terugkrijgen?" "Hou´
op," snikt Coby, "ó, hou op!!" en ook de anderen liggen bijna
dubbelgevouwen over de tafel. Doch Kathinka´s stem gaat onbewogen voort:
"Bladzij honderdvierentachtig, Hoofdstuk Verwijten: "Schaamt ge u
niet? Ge moest u schamen om mij uit te lachen, ik ben niet tevreden over u.
Houd op, zeg ik u, anders roep ik om hulp. Heden gevoel ik mij zeer
gelukkig... o nee, dat hoort bij de Vreugden thuis..." Het
wordt bepaald angstwekkend. Mariette ziet vuurrood, Cara paars, terwijl Renee
snakt naar adem, zo benauwd heeft ze het. "Water,"
smeekt ze, "water!" "Hier
hebt ge uw water, zeep en een handdoek... bladzijde achtenvijftig: In het
Hotel. Begeert ge het water warm?" En
dan steekt gelukkig juffrouw Klarenbeek haar hoofd om de hoek van de deur. "Meisjes,"
schrikt ze, "zijn jullie nog niet klaar? Het is bij half twaalf, vlug,
vlug, er wordt op je gewacht." "Wij
verwachten u, morgen na de middag, op ons buiten," citeert Kathinka
onverstoorbaar, "ik geloof dat het tijd wordt, ons op weg te begeven. En
ze rijst statig overeind. "Kom meisjes, wilt gij een klein uitstapje met
mij maken? Ik bid u echter, maak geen verplichtingen. Wij zullen onze nieuwe
vriendinnen hartelijk begroeten." "In
het Italiaans," vult Coby aan, en Renee giert: "De Huishoudschool
leert Italiaans... weer wat nieuws, om te gillen." En
dan vallen ze allemaal opnieuw in een lachstuip als Arianne doodernstig zegt:
"Het lijkt me wel wat ouderwets, dat boekje." "Kind,
hoe kóm je erbij," doet Kathinka verontwaardigd, "het is
spiksplinternieuw." En
Mariette proest: "Ze hadden het alleen nog liggen van vóór de
jaartelling. Kijk maar, een jaartal staat er niet eens in. Nou, het mag de
pret niet drukken... ja juffrouw, we komen!!" uit: De huishoudschool in volle actie |
Situatie
2: Koen en Kathinka zijn sinds enige tijd verloofd (maar zonder "wee
gedoe" zoals Betlem-Hagers dat de jongeren in zijn boeken laat noemen). Ze
gaan helpen op een hospitaalschip, en Kathinka´s ouders zijn gisteren al op
vakantie gegaan. Kathinka is dus alleen thuis geweest die nacht, en heeft uit
voorzorg de knip op de deur gedaan. Nu komt Koen haar halen, met de bedoeling
tevens zijn gisteren bestelde ontbijt te verorberen.
Om
kwart over zes loopt de wekker af, om kwart voor zeven belt Koentje. "Halló,"
zegt hij, zijn gezicht voor het gangraampje. "Hier is de prins om de
schone slaapster wakker te kussen, maar ik heb nou ook nooit ´es geluk, je
bent al op, zie ik." "Sst,"
waarschuwt Kathinka, "stil een beetje, iedereen slaapt nog." "Wie
iedereen? Ik dacht dat je alleen was!" Zijn
stem schalt door de stille straat. "In
huis, ja. Maar we hebben nog buren. Tien tegen één, dat mevrouw Meihuizen
allang wakker is en ligt mee te luisteren. Wacht even, Koen, dan laat ik je
er in." Ze
holt naar de keuken, draait vliegensvlug het ei om dat ze in de pan heeft en
grijpt de hamer uit de muurkast. Daarmee gewapend komt ze terug. "Niet
slaan," smeekt Koentje, "niet slaan alsjeblieft!" en hij houdt
zijn handen beschermend boven z´n hoofd. "Zot,"
zegt ze, "ik heb de knip er op gedaan, die moet er weer af." "O
juist," begrijpt hij, "en dat doen jullie met een hamer? Nou, sla
op dan maar, ik hou wel van een huis, waarin de dingen niet gewoon gaan. Als
het erg lang duurt, ga ik wel in de auto zitten. Was dat om míj er buiten te
houden, die knip?" "Já,"
zegt Kathinka en geeft een klap. "Goeie
genade," schrikt Koentje, "daar ben ik nog niks bij, je maakt de
hele buurt wakker. Ik zie tientallen gordijntjes bewegen aan de overkant.
Laat mij er even in, dan zal ík het doen... o nee, dat gaat niet. Nou, bind
dan in elk geval een lap om die hamer, straks barsten de ruiten." Een
lap, dat is een idee. Dat ze daar niet eerder aan heeft gedacht. Ze maakt
werkelijk een onmogelijk lawaai. Ze
neemt het eerste het beste, dat voor de hand ligt. En dan slaat ze nog eens. "Bèng!"
Het klinkt nu doffer, maar toch altijd nog hard genoeg. "Hij
gaat een beetje stroef," zegt ze. "Dat
zou je zo zeggen," grinnikt Koentje, "vooruit maar, maak je niet
zenuwachtig, tenslotte varen we om twee uur pas af. Je kunt dus nog heel wat
meppen uitdelen. Aáha, we krijgen bekijks..." Ergens
in de straat gaat een deur open. Een nieuwsgierig hoofd vol krulspelden wordt
naar buiten gestoken en haastig weer teruggetrokken. "Was
dat mevrouw Meihuizen?" vraagt hij. "Die gaat de politie bellen,
vast. Schiet op liefste, voor ze hier zijn. Je moet korter tikken, dríftiger,
je moet..." En
dan breekt de knop af, schiet de hamer door en geeft Kathinka een gil, die
snerpt door de stilte van het huis. "Wat
gebeurt er?" vraagt Koentje. "Ja, zó staat de overvalwagen in twee
tellen voor je deur... de moord in de Van Speycklaan. Heb je op je vingers
geslagen?" "En
niet zo zuinig," zegt ze, "hij wordt helemaal blauw." "Net
als de lucht," ziet Koen, "het belooft een mooie dag te worden,
alle depressies zijn van schrik op de vlucht geslagen. Nou, hoe zit het, gáát
het niet?" "Nee,"
bromt ze, "de knop is afgebroken." "Welke
knop?" "Van
de knip." "De
knop van de knip van de buitendeur," grijnst Koentje, "ofwel, de knipknop.
Nou, dan ga ik maar. Ik stuur wel een ansicht van elke haven die we aandoen,
dan heb je wat te lezen. Ik hoop dat er genoeg eten in huis is voor veertien
dagen?" "Wacht
nog even," zegt Kathinka, "zo gemakkelijk ben je me niet kwijt: ik
laat je binnen door het raam." Koen
kijkt naar het ronde voordeurraampje. "Wie denk je dat ik ben,"
vraagt hij, "Klein Duimpje?" "Nee
leperd, door het vóórkamerraam natuurlijk, dat ik daar niet eerder aan heb
gedacht..." En
dan is de zaak gauw bekeken. Hij wurmt zijn lange benen over de vensterbank
en staat binnen. "Hè
hè," zucht Kathinka, "eindelijk. Als je maar weet dat je hiermee
het huis helemáál in opspraak brengt, de halve straat hang uit de ramen toe
te zien. Wedden, dat er minstens tien brieven liggen als paps en mams
thuiskomen: ´Wij voelen ons tot onze spijt genoodzaakt u mededeling te doen
van het feit, dat uw dochter in de vroege ochtend van de eerste augustus
bezoek heeft ontvangen van een jongmens, dat door het voorkamerraam..." "Jawel,"
bromt Koentje en snuffelt vervaarlijk en onafgebroken met zijn neus.
"Maar dat die buitendeur niet open kan, vind je dat een reden om meteen
maar de hele boel in brand te steken? Dat lijkt me toch overdreven..." "Grote
goedheid, m´n ei!!" gilt Kathinka en sprint voor hem uit naar de keuken.
Als
ze terugkomt, houdt ze een zwartgeblakerd steelpannetje in haar hand.
"Je ontbijt," zegt ze, "hoe was het ook weer? Iets met ham en
eieren, hè, de eieren aan één kant zacht gebakken. Wel, alsjeblieft!" "Ga
weg," gromt Koen, "je bent een mislukte huisvrouw. Allemaal geld
weggegooid, die school van jullie, je leert er nog niet eens behoorlijk een
ei bakken. Geef me je hamer en een beitel." "Zó
erg is het nu ook weer niet," giechelt ze. "Néé,
voor die buitendeur natuurlijk. Je wilt toch niet veertien dagen lang het
raam laten openstaan? Hoe komen we er anders uit?" En
dan is ook dàt vlug bekeken. Want Koen vindt nog een héél klein
uitsteekseltje, daar, waar de knop is afgebroken. Voorzichtig zet hij de
beitel er achter. Eén zacht tikje en... "Voilà,"
wijst hij, "zo doet men dat. Rust, zelfbeheersing en kalmte... vooral
geen paniek. Maar dat zal een vrouw wel nooit leren. Zo, en laat me nou die
vinger eens zien... hmm, doet dit pijn?" Hij
buigt haar voorzichtig naar achteren. "Nee." "En
dàt?" "Ja...
au!!" "Dat
dacht ik al," knikt hij, "een merkwaardig geval van
´op-de-vingers-getikt-zijn´. De enige remedie lijkt me afleiding. Wat denk je
hiervan?" Hij
trekt haar naar zich toe en geeft haar een zoen. "Hmm,"
zegt Kathinka, "een merkwaardig geval van
misbruikmaking-van-de-omstandigheden. Maar dat zal een man wel nooit...
àf-leren. Zullen we dan nu maar gaan ontbijten? Ik heb koffie gezet." uit: Kathinka van de Huishoudschool |
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
De (volledige??) lijst van het werk van Guus Betlem, Guus
Betlem jr. en Freddy Hagers
De beste boeken van Betlem-Hagers
Een vandaag de dag hilarische ruimtereis
zoals
Betlem-Hagers zich die voorstelde in 1933...
(geciteerd
uit Snoetje als journalist)
♦
Terug
naar de Januaraanse Ambassade
♦