Het
verhaal van de kevers
Waarom aanhangers van
de
evolutietheorie en intelligent design
elkaar nauwelijks kunnen
overtuigen.
In het begin schiep God de hemel en de
aarde...
Eeuwenlang
is dit de enige aanvaardbare verklaring geweest voor het ontstaan van de wereld
en van het leven. En die verklaring zat er zo ingebakken, dat een nieuwe,
concurrerende verklaring (de evolutietheorie) de grootste moeite had om als
serieus alternatief geaccepteerd te worden.
In de
wereld waarin we nu leven is de evolutietheorie vrij algemeen aanvaard als de
meest aannemelijke verklaring voor het ontstaan van de wereld en van het leven.
Maar wat als er ook nu een concurrent op het toneel verschijnt?
En
die concurrent is er: intelligent design is de naam. In een aantal
wetenschappelijke kringen wordt het betreffende concept afgedaan als
"pseudo-wetenschappelijke sprookjes".
Maar
was de reactie van de creationisten op de evolutieleer indertijd niet van
eenzelfde gehalte?
Waarom
is het toch zo moeilijk voor een aanhanger van intelligent design om een
evolutionist te overtuigen? (En vice versa!) Waarom was het indertijd toch zo
moeilijk voor een evolutionist om een creationist te overtuigen? (En vice versa!)
Ter
illustratie een fragment uit het boek van Russell Stannard (2002), Met Sterre op reis door ruimte en tijd; deel
2: Zwarte gaten bij Oom Albert. Houten: Unieboek/Van Holkema &
Warendorf.
(Sterre voert een experiment uit in Oom Alberts gedachten;
een zogenaamd "gedachte-experiment".) (...)
Sterres aandacht werd getrokken door een bordje op een grote metalen trommel,
die midden in de kamer stond. De woorden op het bordje flitsten voortdurend
aan en uit: WAARSCHUWING TWEEDIMENSIONAAL HEELAL ONDERZOEK IN UITVOERING Sterre
liep om de trommel heen. Hij zat helemaal dicht. Maar aan één kant stak een
pijpje naar buiten dat aan de kijker van een microscoop deed denken.
Nieuwsgierig gluurde ze door het pijpje. Eerst
zag ze niets. Maar toen zag ze dat het een plat oppervlak was waar ze naar
keek. Het oppervlak strekte zich naar alle kanten uit zo ver ze kon kijken. Direct
onder zich zag ze een paar kleine kevers over de oppervlakte kruipen. Ze
hadden het blijkbaar erg druk. Opeens verscheen een grotere kever. Hij had
een witte jas aan, zoals natuurkundigen ook wel dragen. Naast hem liep een
assistent met een schrijfblokje en een balpen. Sterre hoorde een opgewonden
gemompel onder de kevers en er werd gefluisterd: "Sst. Sst. Het is de
professor!" De kevers hielden op met ronddribbelen. (...) "...dat
we begonnen met een gelijke ruimte tussen alle kevers, dat de kevers nu in
naast elkaar lopende rechte lijnen lopen. Later moeten we controleren of de
ruimte tussen hen nog steeds even groot is en of ze nog steeds in dezelfde
richting lopen." (...) In
het begin ging alles goed met de kevers. Ze liepen vol zelfvertrouwen naast
elkaar voort in mooie rechte lijnen. Maar toen kregen ze problemen. De
assistent rende terug naar de professor. "Professor, het is beter dat u
even meegaat," zei hij. De
professor haastte zich achter zijn assistent aan. Hij was woedend.
"Stop!" riep hij. "Wat is hier in vredesnaam aan de hand? Kan
ik jullie nog geen vijf minuten alleen laten? Ik dacht dat ik had gezegd dat
jullie in rechte lijnen moesten blijven lopen!" Weer
was de verlegen kever aan het woord: "Nou, professor, we hebben
geprobeerd in rechte lijnen te lopen. Eerlijk, we hebben het echt geprobeerd.
Maar toen we voorbij de rots waren leek alles fout te gaan." "Rots?
Welke rots?" "Die
rots daar, professor." De
kevers bleken een heel eind in een rechte lijn gelopen te hebben over een
vlak oppervlak. Daarna waren ze in de buurt van een grote kiezelsteen
gekomen. De kiezelsteen lag in een kuil. Toen de beestjes langs de kuil
kwamen, waren degenen die dichter bij de steen waren geweest van richting
veranderd door het hellende oppervlak. Hoe dichter bij de kiezel, des te
groter de verandering van richting. De
professor ging op onderzoek uit. Terwijl hij de toestand bekeek, riep hij met
luide stem: "Kom hier allemaal. Ik heb een belangrijke mededeling voor
jullie." Iedereen
gehoorzaamde eerbiedig en probeerde geïnteresseerd te kijken. "Ik
heb vandaag een nieuwe kracht ontdekt. De kiezel - of de rots zoals jullie
hem noemden - oefent een kracht uit op kevers. Toen jullie erlangs liepen
trok de kracht jullie naar de kiezel. Hoe dichter jullie erbij kwamen, hoe
groter de kracht werd. Maak daar een aantekening van. Het is een heel
belangrijk feit." Sterre
kon haar mond niet meer houden. "Dat klopt helemaal niet," mopperde
ze. "Er gaat geen kracht uit van die kiezelsteen. Die ligt in een
kuiltje. Jullie veranderden van richting omdat jullie de gebogen lijn van de
kuil volgden." Er
kwam geen reactie. Geen van de kevers leek haar te hebben gehoord. (...)
´Maar waarom is het voor hen niet duidelijk wat er gebeurt?´ dacht Sterre. Ze
bestudeerde de kevers van dichtbij. En toen zag ze voor het eerst hoe
onhandig ze waren. Ze botsten voortdurend tegen elkaar aan. "Ach natuurlijk,"
riep ze. "Dat is het. Ze zijn blind! Nou, bijna. Ze kunnen alleen maar
zien wat vlak vóór hen gebeurt. Ze kunnen niet ver genoeg kijken om de kuil
te zien." Inderdaad
waren de kevers bijziend. Daarom hadden ze niet door dat de grond afboog en
niet vlak was - en dus hadden ze een denkbeeldige kracht verzonnen om te
verklaren wat er was gebeurd. (...) Het
volgende moment was ze terug bij Oom Albert. Ze wilde geen tijd verliezen en
vertelde hem wat er gebeurd was... "en echt waar, die zogenaamde
professor was zo stom," besloot ze. "Niet te geloven!" "Oordeel
niet te hard over hem," zei Oom Albert. "Het was allemaal heel
gemakkelijk voor jou. Jij was niet bijziende zoals hij. Maar ik ben het wel
met je eens. Zijn metingen zouden voldoende hebben moeten zijn om hem te
vertellen dat zijn oppervlakte gekromd was, al kon hij dat niet echt
zien." (...) "Je
zou denken," zei Sterre, "dat die rare kevers dit wel gesnapt
zouden hebben. Het is heel simpel eigenlijk." Oom
Albert grinnikte. "Wat
is er zo grappig?" vroeg Sterre. Hij
keek haar aandachtig aan. "De kevers dachten alleen maar in twee
dimensies: vooruit en achteruit, en naar links en naar rechts. Ze kwamen
nooit op het idee dat de grond naar boven en naar beneden kon gaan. Voor hen
was hij plat, niet gekromd. Dat was hun vergissing." (...) Toen
Sterre terug was in het laboratorium voor een denkbeeldig heelal boog ze zich
onmiddellijk weer over de microscoop. De kevers stonden twee aan twee en
hielden een stuk touw, een krijte en een meetlint vast. "Luister
allemaal!" schreeuwde de professor. "We gaan nu de eigenschappen
van cirkels onderzoeken." (...) "Aan de slag!" De
kevers begonnen onmiddellijk rond te rennen in cirkels, trokken krijtstrepen
op de grond en vielen over hun eigen pootjes toen ze het meetlint van de ene
kant van de cirkel naar de andere moesten leggen. Toen ze klaar waren met
meten scharrelden ze naar de assistent
die vervolgens de ratio´s voor hen uitrekende. Terwijl hij dat deed
werden zijn ogen groot van verbazing. "Professor!
Professor!" riep hij. "Wat
is er?" vroeg de professor. "Een
belangrijk feit. De cirkelomtrek is drie keer de diameter. (...) Niet
helemaal. Ietsje meer. 3, 142. Maar het is altijd 3, 142." "3,142.
Raar getal. Noteer het even." "Ja,
professor." En toen
kwam het laatste koppel met hun metingen. De assistent ging weer aan de slag
met zijn rekenmachine. "Hè?"
riep hij ongelovig. Hij maakte de berekening opnieuw. "Weten jullie
zeker dat jullie geen fout hebben gemaakt?" fluisterde hij tegen de twee
kevertjes. Die keken elkaar aan en schudden hun hoofd. (...) "Wat
is er in vredesnaam aan de hand?" vroeg de professor. "Deze
rekenmachine (...) blijft het verkeerde antwoord geven. Moet 3,142 zijn, maar
nu is het getal kleiner. Misschien begint de batterij leeg te raken." "WAT?
(...) Geef hier dat ding! Wat waren de getallen?" De professor griste de
rekenmachine uit de pootjes van zijn assistent en maakte de som opnieuw.
"Grote goedheid, je hebt gelijk! (...) De ratio of verhouding van de
cirkelomtrek tot de diameter is hier inderdaad kleiner." De professor
wilde weten waar deze rare cirkel zich bevond. De kevers wezen de weg naar de
plek waar ze hun metingen hadden verricht. "Hier
is het, professor," zei de ene kever, terwijl hij naar de cirkel wees
die ze op de grond hadden getekend. "Hm,"
zei de professor terwijl hij ernaar keek. "Lijkt mij een perfecte
cirkel. Mooie rechte diameter. Maar wat is dit? Dit hier in het midden? Een
kiezelsteen? Hebben jullie hier gemeten?" "Eh,
ja, professor," zei één van de kevers. "Sorry, professor, maar ik
was moe. Al dat lopen dat we hadden gedaan. Ik hoefde alleen maar het eind
van het touw vast te houden, terwijl mijn vriend de cirkel trok, dus dacht
ik, ik rust even uit en toen vond ik deze kiezel en ging erop zitten. Daarom
ligt hij middenin de cirkel." Sterre
giechelde Ze wist wat er fout was gegaan. De steen, net als de steen die ze
eerder waren tegengekomen, lag in een kuiltje. De cirkel die deze kevers
hadden getrokken lag ergens waar de grond niet vlak was. "De
professor dacht even na en zei toen tegen zijn assistent: "Een meetlint.
Haal even een meetlint van 1 meter." De
assistent haastte zich weg en kwam even later met het gevraagde terug. Toen
trok de professor een cirkel met een diameter van 1 meter op een vlak stuk
grond. Daarna legde hij het meetlint over de diameter zodat het precies van
de ene kant van de cirkel tot de andere kant reikte. "Ja,"
zei hij. "Dit is een normale cirkel. De cirkelomtrek is 3,142 meter, de
diameter is 1 meter. Nu wil ik dat je die kiezel in het middelpunt van mijn
cirkel legt." Met
veel gesteun en gekreun speelden de kevers het klaar de kiezel op te tillen
en naar de cirkel van de professor te slepen. Daar legden ze hem neer bij 50
centimeter op het meetlint. Onmiddellijk klonk er een opgewonden gemompel. "Kijk,
kijk!" riep de assistent. "Het meetlint is nu te kort. Het reikt nu
niet meer van de ene kant van de cirkel tot de andere." Inderdaad
bleek het meetlint nu iets te kort. Omdat de zware steen midden in de cirkel
op de rolmeter lag, was de grond een beetje ingedrukt. Het leek of de grond
van rubber was. De rolmeter moest nu eerst afdalen in het kuiltje en dan naar de overkant en hij was
daar niet lang genoeg voor. (...) "Kom
hier allemaal!" bulderde de professor. "Nog een belangrijke
ontdekking. Jullie hebben gezien dat het meetlint precies paste in het stuk
tussen de ene kant van de cirkel en de andere. Nu is het niet lang genoeg
meer. Waarom? Omdat het meetlint door de kracht van de kiezel is
gekrompen!" "Prachtig!"
riepen de kevers. "Hoera voor de professor! Het is hem weer
gelukt!" Sterre
verloor haar geduld. "Stom!" riep ze. "Dat is helemaal niet
waar! Het meetlint is niet veranderd, maar de grond is uitgerekt! Waarom
denken jullie niet na?" Op
hetzelfde ogenblik was ze terug bij Oom Albert. (...) "Maar
het meetlint van de kevers ís niet gekrompen. Niet echt. Het leek alleen maar
zo omdat ze het kuiltje van de kiezel niet konden zien," zei Sterre. "Inderdaad.
Jij keek naar de keverwereld omdat je de derde dimensie kon zien. Voor jou is
het meetlint niet gekrompen. Het volgde alleen de kuilen van de
tweedimensionale oppervlakte toen die werd uitgehold in de derde dimensie.
Maar voor een kever die alleen maar kan denken in termen van twee dimensies,
lijkt het meetlint inderdaad te krimpen. " Uit:
Stannard, Russell (2002), Met Sterre op
reis door ruimte en tijd; deel 2: Zwarte gaten bij Oom Albert, pp 123-128
en 132-135. Houten: Unieboek/Van Holkema & Warendorf. |
Wat de
tweedimensionale keverwereld nu te maken heeft met het creationisme, de
evolutietheorie en intelligent design?
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Creationisme,
evolutieleer en intelligent design:
Waarom
elkaar overtuigen nu zo moeilijk is
♦