Verhalen
van Scheherazade:
Verhalen
die nooit een vervolg hebben
Als
wij een verhaal gelezen hebben, kijken we altijd, als wij het uit hebben, treurig
aan de achterkant van het blad. Wist u dat, Libelle? Wij willen altijd zo graag
weten hoe het nu verder gaat... Wat gebeurt er nu met die breedgeschouderde
jongeman, die eindelijk en eindelijk het tengere, zwarte meisje heeft veroverd?
Hij was niet knap, staat er in het verhaal, maar hij was, zoals gezegd,
breedgeschouderd en zijn haar had de kleur van rijp koren en zijn stem was diep
en een beetje hees en hij was een meter negentig als hij op zijn sokken stond.
Wij
zijn - misschien wist u dat ook niet, Libelle - van onze prilste jeugd af
altijd dol geweest op korenhaar en hese, diepe stemmen. Laten we er alvast maar
bij vertellen dat wij ze nooit gekregen hebben. Dat is droevig. Ook de een
meter negentig ging onze neus voorbij. Na jaren van strijd zijn wij hier
overheen. Het verhaal echter gaat aan de achterkant nooit verder. En juist dat
niet geschreven, niet gedrukte stuk, dat interesseert ons nu zo heel erg. WANT:
HOE HOUDT DIE KNAAP ZICH VERDER?
Hij
heeft, zo hebben we gelezen, een zeldzaam karakter. Hij is temperamentvol
genoeg om opvliegend te zijn en net tactvol genoeg om niet op te vliegen als
het zwarte meisje iets anders verlangt. Hij heeft wil genoeg om zijn zin door
te zetten, maar op momenten dat het meisje geen zin heeft in zijn wil, verbijt
hij zich. (Hij doet dat heel aantrekkelijk door zijn lippen op elkaar te
klemmen en een kaakspier te laten werken, een typisch mannelijk trucje, waar
alleen meisjes nog invliegen, vrouwen niet meer.) Nou ja, alles bij elkaar is
het een schat van een man en zulke verhalen moesten eigenlijk niet geschreven
mogen worden, want ze doen een hoop kwaad.
Neem
nu ons bijvoorbeeld... Onze man heeft vandaag een humeur om op te schieten. Wij
zagen dat al toen hij thuiskwam. De diepe rimpel lag als een ravijn boven zijn
neus. Hij wilde om zes uur precies eten en het werd helaas vijf over zessen,
omdat de zonen zich hadden verlaat. Als een gevangen beer liep hij door onze
kamer en hij leed zo opzichtig in stilte, dat de aardappelen sidderden in de
schaal. Wij boden hem haastig een lekker hapje vooraf, wat zo nors van de hand
werd gewezen, alsof wij hem arsenicum en oudekant hadden geoffreerd. Uit wraak
at hij daarna héél weinig van onze andijvie, gehakt en yoghurt, zodat wij goed
zouden voelen dat zijn eetlust geleden had door de vijf minuten. Een
schitterend staaltje stil karakterspel, dat een wolk deed neerdalen op ons
aller hoofden. Een wolk zo dicht, dat wij de yoghurt er nog slechts flauwtjes
door zagen oplichten.
Wij
weten in dergelijke situaties nooit precies welke gedragslijn wij zullen
volgen. Meestal doen wij moedig opgewekt om de sfeer te redden en men moest ons
daar de militaire Willemsorde voor verlenen. Want wij zouden eigenlijk zo graag
de andijvie op zijn hoofd storten en garneren met de bal gehakt.
Nee,
dan die man uit het verhaal... die had ons geknuffeld en gezegd: "Maar
lieveling, wat heerlijk! Dan ben ik nog tien minuten met mijn vrouwtje
alléén!" En als zijn en mijn kinderen dan vijf minuten later waren
binnengestroomd, had hij mannelijk zijn lippen op elkaar gesloten en een
kaakspier laten werken. Want hij begon ons net plezierig belangrijk te vinden,
belangrijker eigenlijk dan kinderen en andijvie bij elkaar. Maar als hij
eenmaal at, at hij smakelijk. Want een meter negentig is een end om vol te
krijgen. Als een zoon had zitten kieskauwen, had hij gezegd, met een warme,
intieme blik naar ons: "Jongen, zoals je moeder gehakt maakt, krijg je het
op de hele wereld niet." Waarop wij vertederd naar hem zouden hebben
geglimlacht, omdat wij ons zo warm en geborgen voelden. Als je goed luisterde,
hoorde je het orgel met de filmmuziek op de achtergrond.
Ja,
ja... wij geloven nooit dat het per ongeluk is dat de korteverhalenschrijfster
steeds op het kritieke moment stopt. Zij wil het ´fijn´ houden. Wij snappen dat
best. Wij schrijven ook weleens een lettertje en weten dus dat het heel
belangrijk is om op een goed moment af te breken. Maar, zoals gezegd, aan de
andere kant doen zulke verhalen dan toch een boel kwaad met hun verfijnde slot.
Bijna evenveel kwaad als de door ons beminde Claudia en David-boeken van Rose
Franken. Want wie die gelezen heeft, loopt ook de rest van haar leven naar een
David te zoeken. Wie véél verhalen leest van brede jongemannen en tengere
meisjes wordt op den duur zoetjes ondermijnd en is volkomen ongeschikt voor een
normaal huwelijk. Daarom kijken wij altijd zo zielig en gretig tegelijk naar de
achterkant van de pagina waarop het verhaal staat. Blijft hij zo, die man? Of
gaat hij al verkleuren? Wij worden verscheurd door tweestrijd. Wij zouden het
zo fijn vinden als hij zo bleef: temperamentvol en tactvol en liefdevol en
sfeervol en vol van alles. Want dan zagen wij die jongen niet met een daverende
klap van zijn voetstuk vallen.
En
wij zouden het zo fijn vinden als hij alleen bij tijden eens tactvol was en
heel zelden temperamentvol op de goede manier en lastig en humeurig daar
tussendoor. Want dan waren wij het niet alleen die het zo getroffen hadden...
dan werden alle mannen zo. Dan zou blijken dat zij allemaal verkleuren in de was
van het huwelijk, niet krimpvrij zijn en bijzonder hard slijten.
Zo´n
zwart meisje in zo´n verhaal weet dat nog niet. Zij denkt die een meter
negentig voortdurend aan haar voeten te houden. Ze heeft het mis. Dat is maar
goed ook, want je zál je leven lang zoiets voor de benen hebben: je schiet niet
óp! Ze denkt alles van hem te weten: tactvol is hij en geduldig en
temperamentvol, en hij weet zijn wil door te zetten. Naderhand zal ze ontdekken
dat die eigenschappen niet veranderen. Alleen op momenten dat ze hem geduldig
wenste, zo van zes tot vijf over zessen, zal hij temperamentvol zijn. En als er
een dag komt dat de kinderen brullen, de werkster plots verstek laat gaan en de
kachel rookt, een dag dus dat ze hem tactvol zou wensen, wordt hij plots vol wilskracht,
zegt dat die werkster nooit meer de deur in zal komen en dat de kinderen nu
maar eens moeten tonen dat ze de handen uit de mouwen kunnen steken. Het zwarte
meisje zal weinig aan die wilskracht hebben, met of zonder zijn werkende
kaakspier. Zij zou die trouwens niet zien, al hád hij hem, want de kachel rookt
nu zo erg dat ze de hele man maar schemerig ziet.
Dit
is een sombere Cocktail...
Wij
hebben dat soms, wij zien het leven dan somber in.
Helaas
duurt het altijd maar kort.
Zodoende
komen wij nooit tot het schrijven van wereldberoemde romans met van die diepe
zinnen.
Net
als wij zo´n zwart schema zouden hebben opgezet, zouden wij iets geks ontdekken
in al dat duister. Waarop wij plots het boek niet serieus meer zouden nemen en als
wíj dat al niet zouden doen, wie zou het dan wèl doen?
Schrijf
ons daarom geen verwijtende brieven, waarin staat dat het zwarte meisje ook
niet meer dát was wat zij was.
Wij
weten dat immers zo verdraaid goed.
Snapt
u nou waarom wij altijd, zo zielig en gretig tegelijk, kijken naar de
achterkant van de pagina?
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
♦
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦