Verhalen
van Scheherazade:
Wat
dacht u van een snauwbelasting?
Er
was eens een land, dat gebukt ging onder financiële problemen. Het was een tijdje
rijk geweest en er is niets, waar mensen zó snel aan wennen als aan het góed
hebben. Ze betaalden natuurlijk wel een berg belasting en even natuurlijk
mopperden ze daar over, maar verder hadden ze het best.
Toen
kwam er een tijd, dat het scheef ging lopen in dat land. En iedereen schrok
zich náár. Wat gek was, want vanaf de oorsprong van de wereld worden tijden van
rijkdom afgewisseld met tijden van armoe. De bijbel sprak al van magere en
vette jaren.
Ze
hadden een echte koning in dat land. Een dikke was het en hij droeg altijd een
kroon, ook als hij naar bed ging. Zijn vrouw morde daar weleens over, ze kon
hem tijdens tedere momenten nooit over het haar strelen, want dan zat ze meteen
met d´r vingers in de briljanten.
Maar
verder was het een beste man en wijs was hij ook en zuinig. Hij had twaalf
ministers, maar die had hij alleen voor de vorm, daar kon hij niet af. De
belangrijkste dingen besprak hij met zijn vrouw, ´s avonds in bed. Zo hoort het
in een goed huwelijk. Ziet u ze liggen? Beiden in het gestreept flanel, want
het kan lelijk tochten in zo´n paleis.
"Het
gaat slechter en slechter," zei de koning. "En wat doe ik er
aan?"
"Hoe
komt dat nu ineens?" vroeg de koningin, want het overviel haar een beetje.
"De
mensen verdienen allemaal te veel," zei hij somber. "Vroeger
verdienden ze twee köpeken per week als ze in de fabriek werkten, en nou
twintig. Dat lijkt wel fijn, maar de fabrikant gaat nu over de kop van de
schulden en daarom stuurt hij zijn werkers de laan uit. Die komen dan voor mijn
troon d´r hand ophouden en wat doe je dan? Geven, natuurlijk. Je kan die mensen
toch niet laten waaien?"
"Verhoog
de belastingen," zei de koningin.
"Lieverd,
ik zou niet weten hoe. Ik heb nu al inkomsten- en loonbelasting, omzet- en
personele belasting, riool- en straatbelasting. Ik heb ook nog
forensenbelasting. Ik belast de mensen die ongetrouwd willen blijven. Ik belast
ze als ze een tweede huis willen hebben. Als ze dood gaan belast ik hun
nalatenschap. Als ze twee maal zo hard werken als een normaal mens, dan belast
ik dat ook. Ik zou waarachtig niet weten, wat ik nu nog belasten kan."
De
koningin dacht diep na. En zei toen: "Je praat almaar over stoffelijke
dingen... Je moet eens beginnen met het onstoffelijke te belasten. Zet een
boete op het vertellen van onvriendelijke dingen. Zet er een op het snauwen. En
een op kwaadspreken. Alleen noem je het geen boetes natuurlijk, je noemt het
belastingen."
"Kind,
je weet niet wat je zegt," zuchtte de koning en hij krabbelde achter zijn
kroon. "Wie moet zorgen, dat dat allemaal binnenkomt? Wie moet dat
allemaal noteren?"
"Dan
zet je daar je ministers maar aan," zei ze. "En je neemt een gedeelte
van de mensen die nou geen werk hebben. Dan hebben ze meteen weer wat te
doen."
En zo
gebeurde het. De muren van de raadskamer kraakten van de protesten en alle
ministers waren kwaad. Maar de koning hield zijn poot (excuses, majesteit)
stijf.
Het
werd een raar land... Want Willem van de bakker bijvoorbeeld, die gewend was
elke morgen zijn vrouw uit te maken voor alles en nog wat, die zei nou:
"Goede morgen, schat." Want hij wist dat hij toch al bekend stond als
de bonte hond en dat er wis en zeker een verklikker in de straat stond.
De
mensen begonnen kleine buigingen voor elkaar te maken, als ze mekaar op straat
tegenkwamen. Dat stond aardig. "Wat ziet u er goed uit," zeiden ze
dan. "En wat staat dat blauw u aardig!" Niemand sprak meer kwaad van
een ander, ze keken wel uit. Het kostte je een tiende van je inkomen.
In de
fabrieken ging het ook beter. Want de fabrikant schonk ´s morgens eigenhandig
de koffie in voor Jan, Piet en Klaas en als ze dan met zijn allen aan het bakje
zaten, zei hij: "Luister nou eens, Klaas, wat doen we? Als ik die dure
machine koop, heb ik jou en Jan niet meer nodig, dat is veel goedkoper."
"Jakkes,"
zei Klaas, "moet ik elke week naar de troon om mijn hand op te houden.
Nee, laten we dat niet doen, baas. Als we nou eens met zijn drieën elke week
twee köpeken minder namen, dan liep dat toch lekker op, nietwaar? En als we nou
eens allemaal wat afschoven, dan zat u toch gebeiteld?" Want zo modern
praatten ze daar in dat land. "Bovendien is het hier tegenwoordig zo
gezellig met dat praatje en die koffie en die inspraak, man, we willen niet
eens weg."
Waarop
de baas met bevende hand en diep ontroerd nog een bakje koffie inschonk.
Na
verloop van tijd wende iedereen aan hoffelijkheid, want niemand snauwt tegen
iemand die hem stralend tegemoet treedt! Er kwamen staatshoofden van andere
landen om eens te kijken hoe het zat; ook een slecht staatshoofd met drie even
slechte ministers, die hadden afgesproken te proberen de boel in de war te
schoppen. Maar ze liepen geestelijk te pletter op een muur van hartelijkheid.
"Wij
hebben altijd zo´n bewondering gehad voor uw land," zeiden de mensen tegen
die vier mispunten: "Vertel ons toch eens, hoe u het allemaal
aanpakt?"
Dat
was dodelijker dan een mitrailleur. Niemand kan daar tegen. Iedereen geeft
graag raad. Het staatshoofd, met aanhang, verdween vertederd naar zijn eigen
land. En schafte zijn leger af.
Waarop
de koning tegen de koningin zei: "Nou, is het fijn of niet? Dan schaf ik
mijn troepen ook maar af. Dat scheelt me weer in de kosten."
En zo
floreerde het land, alleen maar door de belastingen op onstoffelijke dingen.
Iets
voor u, minister Duisenberg...?
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
♦
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦