Een windmolen draait
(gezongen door Jut, Jul en Aernout)
afl. 37
Een bakker stookt eerst het vuur op want
Je bakt alleen brood als je oven brandt
Dus haalt ´ie eerst hout voordat hij bakt
Maar hij heeft alleen hout als de
houthakker hakt
Een smid smeedt zwetend staal op staal
Hamer en aambeeld maken kabaal
Maar ´t vuur dat in zijn oven raast
Flakkert niet hoog wanneer hij niet blaast
Iedere boer staat somber stil
Midden op het veld als het paard niet wil
Je hebt pas hooi wanneer je maait
Maar een windmolen draait als de wind waait
Een molenkind dat leeft van de wind
Vinger omhoog als de dag begint
Maar waar is je graan als de boer niet
zaait?
Een windmolen draait als de wind waait
Ik weet een dal waar het koren wuift
Wiegend naar oost, wiegend naar west
Vogels vliegen er op de wind
Met de wieken wijd uit en de wind in de rug
Heb je geen voet om op te staan
Zeg me waarheen, en ik zal gaan
Je hebt pas hooi wanneer je maait
Maar een windmolen draait als de wind waait
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Liedteksten uit Hamelen
Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen,
mijnheer?
♦