De regen ritselt
(gezongen door de kinderen en Bertram)
afl. 11
De regen ritselt in ´t ravijn
De grot is groot en ik ben klein
De wind giert met een enge piep
En zou je denken dat ik sliep
Dat dacht je maar
De grond is hard en kil en klam
Het koude kampvuur zonder vlam
Het onweer buiten rommelt zacht
En als je stiekem om me lacht
Dan lach je maar
Lag ik maar in een paleis nou
´k Weet niet of ik wel op reis wou
O, een hete kop anijs, nou, met een taai
De hemel is een ouwe brombeer
´k Heb een broertje dood aan onweer
Morgen schijnt wellicht de zon weer
Hoop maar waar
De wind speelt met een laatste vonk
Een spelletje in de spelonk
Wie was het die daar buiten riep
En zou je denken dat ik sliep
Dat dacht je maar
Ogen dicht en tel tot duizend
Doe gewoon alsof je thuis bent
Als je even aan ´t geluid went
Lijkt ´t de zee
Is er niet een huis vol spinrag
Waar ik voor vannacht wel in mag?
Wie er nou nog één ding vindt mag nooit
meer mee!
Nooit meer?
Nooit meer!
Nooit meer?
Nooit meer!
Nooit meer?
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Liedteksten uit Hamelen
Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen,
mijnheer?
♦