Bij nacht en ontij
(gezongen door de Hamelaars, Ambtenaar
Ogterop Deux, en de feeën Troetel en Snoer)
afl. 23
De maan zal wel aan de hemel staan
Maar ik zie hem voorlopig niet
We vliegen op het onbekende aan
Met een moedig en dapper lied
Maar ik mag niet mijn ogen sluiten
Voor kommernis en gevaar
Wij kunnen misschien op onheil stuiten
Boven ik weet niet waar
Want we vliegen bij nacht en ontij
Vliegen bij nacht en ontij
We zitten niet zeer bij de pakken neer
Als het bliksemt en kraakt en knalt
Eerlijk gezegd denk ik meer en meer
Dat het mij inderdaad bevalt
Maar je mag niet je ogen sluiten
Voor kommernis en gevaar
We kunnen misschien op onheil stuiten
Boven ik weet niet waar
Want we vliegen bij nacht en ontij
Vliegen bij nacht en ontij
De nacht was een kwade rakker
Voor Lijfbrecht, de kale gnoom
Hij begroef zijn gegaarde schatten
Bij Holleweg in een boom
De ochtend vond Lijfbrecht schreiend
Bij een oneindig gat
De boom was de boom zonder bodem
Het geld, al wat hij had
Maar je moet niet je ogen sluiten
Voor kommernis en gevaar
We kunnen misschien op onheil stuiten
Boven ik weet niet waar
Want we vliegen bij nacht en ontij
Vliegen bij nacht en ontij
Kwarts was een kleine kabouter
Hij ging op een nacht op pad
Met zijn kleine geelgouden sikkel
Op zoek naar ik weet niet wat
Misschien heeft hij willen snijden
Wat wel bij ontij bloeit
Maar het gras om zijn kleine woonhuis
Wordt nimmermeer gesnoeid
De maan zal wel aan de hemel staan
Maar ik zie hem voorlopig niet
We vliegen op het onbekende aan
Met een moedig en dapper lied
Maar ik mag niet mijn ogen sluiten
Voor kommernis en gevaar
We kunnen misschien op onheil stuiten
Boven ik weet niet waar
Want we vliegen bij nacht en ontij
Vliegen bij nacht en ontij
Want we vliegen bij nacht en ontij
Vliegen bij nacht en ontij
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Liedteksten uit Hamelen
Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen,
mijnheer?
♦