Wanneer ik jou maar had
(gezongen door prinses Madelein)
afl. 9
Ik zou een doodarm meisje durven wezen
Met zwavelstokken dag en nacht op pad
En schuilen voor de wind, de kou
En niets en niemand vrezen
Het deerde niet
Wanneer ik jou maar had
Ik zou een dikke dame durven wezen
Met ringen om een pink, dik als een pad
En hijgend op mijn hemelbed
Verhaaltjes liggen lezen
Het deerde niet
Wanneer ik jou maar had
Maar kijk, ik kam mijn lange gouden haren
Lakeien doen gehoorzaam wat ik zeg
´k Heb bloemen om mijn venster heen
´k Ben jong, en mooi, en nooit alleen
En ieder heeft mij lief
En jij bent weg
Ik zou een stenen standbeeld kunnen wezen
Besneeuwd, hoog op een voetstuk in een stad
Waar ieder aan voorbij zou gaan
De naam was niet te lezen
Het deerde niet
Wanneer ik jou maar had
Ik zou misschien wel spinrag willen wezen
En wachten met een web tot ik je had
Ik zou het ijs op een vijver willen wezen
En wachten met een wak tot ik je had
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Liedteksten uit Hamelen
Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen,
mijnheer?
♦