Kaatje, Kaatje, Kaatje
(gezongen door Hildebrandt, Aernout en een
paar kinderen)
afl. 41
De dag dat ik geboren werd schoot 's ochtends een kanon
Twee klokken uit de toren en de oorlog die begon
Mijn vader met zijn hellebaard stond snikkend op het grind
En riep, hé buur, let op het huis, want Kaatje heeft een kind
De oorlog is al lang voorbij, mij heeft ´ie niet geraakt
Mijn vader was gewoon soldaat en is soldaat gemaakt
De gaten in de toren kun je als je goed kijkt zien
En ik, ik ben de klepperman, ik roep de klok heit tien
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Moeder, ben je boven?
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Maak mijn rijstebrij
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Gooi takken in de oven
Ik ben een dikke ouwe man
En niemand houdt van mij
´k Heb mannen op mijn weg ontmoet met striemen op 't gezicht
Soldaten met een halve voet en linkerogen dicht
En prinsen met kurassen en de broeken vol met praal
Maar dom tot in hun achterhoofd en ze trouwden allemaal
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Moeder, ben je boven?
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Maak mijn rijstebrij
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Gooi takken in de oven
Ik ben een dikke ouwe man
En niemand houdt van mij
Het vrijerspad van Hamelen heeft keien, glad en rond
Ik zie haar in de herbergdeur, de herberg Bonte Hond
Ik had haar kunnen kussen daar, zoals ze kwaad daar stond
Maar ik riep naar de waard om wijn en ver is nu haar mond
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Moeder, ben je boven?
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Maak mijn rijstebrij
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Gooi takken in de oven
Ik ben een dikke ouwe man
En niemand houdt van mij
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Moeder, ben je boven?
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Maak mijn rijstebrij
Kaatje, Kaatje, Kaatje
Gooi takken in de oven
En niemand houdt van mij...
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Liedteksten uit Hamelen
Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen,
mijnheer?
♦