Fanfiction
"The Flying Doctors"
Magda´s
dagboek, proloog
Waar hoor ik thuis?
(Where do I belong?)
Het
verhaal van een immigrante
verteld
door dr. Magdalena Heller
En het verhaal van de romance die
er wel degelijk was,
ook al kregen we er niet veel van
te zien
Proloog
3/6-1987
Het is half vier in de ochtend. De ochtend van mijn dertigste verjaardag. Ik lig al een tijd wakker. Want mijn gedachten staan niet stil. Ze cirkelen rond om één enkele vraag: "Is dit nu leven?"
Dertig ben ik nu. Dertig jaar oud. En wat
heb ik gedaan al die dertig jaar? Gestudeerd. Gewerkt, gewerkt, gewerkt... Hoe
gaat het verder? Werk, werk, werk, tot ik op een dag dood neerval? Waarvoor
leef ik eigenlijk?
Als ik zo om me heen kijk in mijn leven,
bestaat mijn hele leven uit werk. Heerlijk werk, daar niet van. Maar het slokt
me op. Lange en onregelmatige diensten. Verder promotie-onderzoek. En waarom?
Om nog hoger te kunnen opklimmen in de gelederen? Maar waarvoor? Waarom moet ik
altijd maar meer en beter en hoger? Wat win ik daar nu eigenlijk mee? Meer
loon, ja. Maar ik krijg mijn loon nu al niet eens op, dus waarvoor zou ik nog
meer moeten hebben? Om op m´n vijfenveertigste met pensioen te kunnen gaan
soms?
Of gaat het om de status? Laten zien wat ik
allemaal wel niet kan? Een nog duurdere auto, duurder appartement, nog meer om
over op te scheppen en een ander de ogen mee uit te steken. Wat win ik daarbij?
Wat winnen zij daarmee?
Het is net of me ineens de schellen van de
ogen gevallen zijn. Is dit werkelijk het leven dat ik wil? Een leven dat zich
afspeelt binnen de muren van het Academisch Ziekenhuis? Een leven waarin mijn
collega´s het idee van ´vrienden` nog het dichtst benaderen, alhoewel ze
tegelijkertijd ook stuk voor stuk mijn concurrenten zijn? Concurrenten op weg
naar de top. En om hen af te troeven, slokt het werk je zo op, dat je geen tijd
meer overhoudt voor een privéleven. Met vrienden die je zelf kiest, gewoon
omdat je ze graag mag. Vrienden bij wie je jezelf kunt zijn, zonder angst voor
statusverlies. Vrienden om leuke dingen mee te doen of een hobby mee te delen.
Waarom heb ik dat niet? Koren genoeg hier in de stad bijvoorbeeld, om maar wat
te noemen. Maar werk gaat altijd voor, dus ik zou maar sporadisch op de
repetities kunnen komen, dus dan heeft het ook niet veel zin. Mijn enige
ontspanning zijn mijn boeken (maar lezen doe je alleen) en een enkel avondje
theater. Ook alleen. En ik ben er weliswaar al lang aan gewend om altijd in
mijn eentje wat te drinken in de pauze en na afloop, maar ik kan toch niet
ontkennen dat het prettig zou zijn om ook eens iemand te hebben om na te praten
over de voorstelling. Om er samen van te genieten.
Nu ik daar toch over zit te denken...
Eigenlijk ben ik er altijd van uitgegaan dat ik nu - op mijn dertigste - al
lang en breed getrouwd zou zijn. Of toch op z´n minst een vaste relatie zou
hebben. Die droom bestond gewoon naast die doktersdroom. Maar zijn die twee dan
onverenigbaar? Ik heb zo ongeveer mijn leven gegeven aan de medische
wetenschap. Maar waar is mijn eigen leven? Heb ik geen tijd gehad voor
relaties, of geen zin? Ik ben er gewoon totaal niet mee bezig geweest: sinds
die bakvissencrush op Dieter Holm toen ik zestien was kan ik niet één man in
mijn leven aanwijzen die ook maar iets meer voor me betekende dan gewoon een
vriend. Of nog niet eens: een collega, een studiegenoot, een kennis. Ik hoop
toch ooit nog zoiets als de ware liefde te vinden. Trouwen, een paar
kinderen... Huisje boompje beestje, ja, maar in mijn achterhoofd is die wens
wel altijd aanwezig geweest. Al vanaf dat ik kind was.
Maar waar ter wereld moet ik zo iemand
vinden? Onder mijn collega´s? Niet erg aannemelijk. Behalve het feit dat het
merendeel al getrouwd is (ja, waar hebben zij eigenlijk de tijd vandaan gehaald
om een echtgenote te vinden? Doe ik iets verkeerd soms?), is er nooit ook maar
één geweest die mijn hart sneller deed kloppen. Nog afgezien van de vraag wat
voor huwelijk dat zou worden: twee van die altijd drukke artsen bij elkaar.
Een tweede mogelijkheid zijn mijn
patiënten. Maar die hebben doorgaans wel wat anders aan hun hoofd als ik ze
ontmoet. En ook hier kan ik me niet herinneren ooit zelfs maar de minste
aantrekkingskracht tot één van hen gevoeld te hebben.
Wat blijft er dan nog over? Mijn privéleven,
ja. Dat nauwelijks bestaat. En dat ik dan nog voornamelijk alleen doorbreng.
Dus tenzij ik toevallig een leuke man tegenkom tijdens de mis of bij een
theatervoorstelling of op vakantie...
Nu ik dit zo lees, merk ik eigenlijk pas
goed hoe eenzaam mijn leven is. Ik heb eigenlijk geen contacten buiten mijn
werk. Mijn buren ken ik van gezicht en van naambordje, maar meer dan een groet
op de trap wisselen we niet uit. In de kerk ken ik een aantal mensen van
gezicht, maar daar ik nauwelijks de mogelijkheid heb deel te nemen aan
activiteiten buiten de gewone mis, is daar ook niemand met wie ik echt contact
heb. Mijn vriendinnen uit mijn jeugd ben ik door mijn drukke werk - en dat van
hen waarschijnlijk, of misschien zijn ze al lang getrouwd, met een paar
kinderen? - al jaren geleden uit het oog verloren.
In de kringen van mijn werk voel ik me toch
een buitenstaander: een omhoog gevallen arbeidersdochter die toevallig
buitengewoon goed kon leren, te midden van collega´s die zonder uitzondering
met een gouden lepel in hun mond geboren zijn. Een compleet andere wereld.
Hockey, tennis en golf versus voetbal. Chique dinertjes in eersteklas
restaurants versus een jaarlijkse straatbarbecue. De Middellandse Zee versus
het Bodenmeer, of op z´n hoogst Borkum. Een milieu waarin het hele gezin, de
hele familie hoogopgeleid is, of ouders die op hun veertiende van school
gekomen zijn om te gaan werken. En waar je de eerste bent, in de totale
familie-herinnering van zowel vaders- als moederszijde, die naar de universiteit
gaat.
Begrijp me goed: ik beklaag me absoluut
niet over mijn lagere afkomst, net zo min als ik me ervoor schaam. Ik heb een
heerlijke, zorgeloze jeugd gehad, waar ik met plezier op terugkijk en waar ik
mijn ouders dankbaar voor ben. Maar het milieu waarin ik ben opgegroeid wijkt
zodanig af van dat van mijn collega´s, dat ik een volkomen ander
referentiekader heb dan zij. Je merkt het in gesprekken, in hobby´s... Niet dat
ik nu helemaal onderontwikkeld ben in die dingen. Je krijgt tijdens je studie
bijvoorbeeld echt wel wat mee. Maar mijn liefde voor bijv. klassiek ballet en
opera´s en operettes e.d. is me bepaald niet met de paplepel ingegoten. En die
bestaat naast mijn voorkeur voor de Duitse volksmuziek van de arbeidersklasse,
waar mijn collega´s geen goed woord voor over hebben.
Wat dat betreft hang ik tussen twee
werelden. Ik hoor nergens bij. In de sociale wereld van mijn werkkring ben en
blijf ik een vreemde eend in de bijt. Ik word geaccepteerd en gerespecteerd om
mijn kunnen, maar echt één van hen zal ik nooit worden.
Aan de andere kant ben ik het milieu van
mijn jeugd, van mijn familie volledig ontgroeid. Hun wereld is de mijne niet
meer, en mijn wereld zou wat hen betreft even goed op de maan kunnen liggen.
Even ver van hun bed. We hebben geen aansluiting meer. Eigenlijk geen
onderwerpen om over te praten. Ook daar ben ik een vreemde eend in de bijt.
Altijd geweest misschien wel. Ik heb als kind een tijdje gedacht dat ik
eigenlijk een prinses was, die van haar vader de koning in een gewoon gezin
moest opgroeien omdat hij bang was dat zijn dochter anders verwaand zou worden.
Er was wat voor te zeggen, zoveel als ik van Martin en Lori verschilde. Zij
worstelden zich met moeite door de basisschool en een lagere beroepsopleiding
heen. Ik leerde mezelf lezen toen ik vijf was, stoomde moeiteloos door de
basisschool en het gym, waarbij mijn eerste plaats in de klas eerder regel dan
uitzondering was, en dat alles met maar één doel voor ogen: dokter worden. En
waar Martin en Lori het liefst buiten speelden na schooltijd, zat ik altijd te
lezen. Martin leefde voor voetbal, en ik wilde op ballet en op vioolles en op
koor - indertijd niet bijzonder gangbare activiteiten in mijn omgeving. Lori
wilde dat weliswaar ook, maar die wilde vroeger altijd alles doen wat ik deed,
dus...
Maar goed, dat prinsessengedoe was
natuurlijk onzin: je hoeft mijn moeder en mij maar aan te zien en er kan geen
twijfel over bestaan dat wij een zeer nauwe familieband moeten hebben. Maar het
geeft wel aan dat ik me toen al een vreemde eend in de bijt voelde. Ik was
anders. Ik houd van ze, en zij van mij. Maar we zijn toch volledig uit elkaar
gegroeid. Ze zijn razend trots op me, op alles wat ik bereikt heb. Maar we
hebben geen aansluiting meer. Misschien als ik ook getrouwd zou zijn en kinderen
had? Dan heb je in ieder geval iets gezamenlijks om over te praten. Lori is nog
geen zesentwintig, en ze heeft er al drie; Martin heeft er twee... En Mutti
heeft tenslotte ook drie kinderen grootgebracht. Het zou een opening kunnen
zijn. Maar ik zie het er voorlopig nog niet van komen.
Misschien moet ik het heft maar in eigen
handen nemen. Want zo kan het toch eigenlijk niet verder. Het leven moet toch
meer zijn dan alleen maar werk, werk en nog eens werk. Maar daar moet ik dan
wel zelf verandering in brengen. Het is waar: eigenlijk heb ik helemaal niet
zo´n behoefte aan gezelschap in mijn schaarse privéleven. Rustig bijkomen van
mijn drukke werk. Maar ik zou willen dat dat werk me niet zo opslokte, zodat ik
tijd en zin en behoefte had aan vrienden en activiteiten buiten mijn werk. Aan
een leven buiten het ziekenhuis. Me ergens een plaatsje veroveren waar ik me
thuis kan voelen, en waar ik aansluiting heb op grond van gezamenlijke
interesses. Koor, volksdansen, theater - dat moet toch kunnen? Vrienden maken
op basis van wederzijdse sympathie, en wellicht zelfs een levenspartner vinden.
Eens hoogstpersoonlijk ervaren hoe het is om verliefd te zijn. Want hoewel ik
me er momenteel niet zo aan stoor, moet ik er toch niet aan denken om mijn hele
leven alleen te blijven. En om dat uit te stellen tot na mijn pensioen, hoe
vroeg dat wellicht ook mag invallen dankzij die weg naar financiële
onafhankelijkheid waar ik al een paar jaar op voortga... Stel op mijn 45e; dan
zou het praktisch onmogelijk zijn om die droom moeder te worden nog te
verwezenlijken. Is dat wat ik wil?
Misschien moet ik gewoon radicaal zijn en
mijn baan opzeggen. Weg uit de stress van de jachtige grote stad, en werk
zoeken in een klein dorpsziekenhuis op het platteland.
Ik weet het niet. Maar iets moet er
veranderen, dat is zeker.
1/9- 1988
Een jaar. Eén jaar sinds ik München verliet
en mijn nieuwe baan begon in het kleine regioziekenhuis in
Garmisch-Partenkirchen. En wat is er veranderd?
Eigenlijk weinig. Mijn uren zijn nauwelijks
minder dan in het Academisch Ziekenhuis in München. Het betaalt hier weliswaar
iets minder, maar ik krijg mijn loon nog steeds niet op. Het tegen elkaar
opbieden in statussymbolen is hier misschien nog wel sterker dan in het AZM.
Iets meer teamgeest, dat wel, maar ook hier zijn je collega´s en je directe
ondergeschikten feitelijk je concurrenten.
Privé ziet het er een ietsje pietsje beter
uit, maar niet half zoveel als ik gehoopt en verwacht had. Op zich voel ik me
prettiger hier in Garmisch dan ik me ooit gevoeld heb in München. Meer relaxed.
Prettiger. Met de natuur naast de deur en de skipistes in de achtertuin. Maar
als je eens goed gaat kijken, is mijn leven nog nauwelijks veranderd. Ik zit
hier weliswaar met plezier op koor, maar door mijn werk moet ik veel te vaak
repetities en zelfs uitvoeringen missen om er echt bij te horen. Ik heb er ook
geen vrienden gemaakt daardoor; hooguit kennissen.
Ook hier ken ik mijn buren slechts van
gezicht en van naambordje. Er zijn weliswaar een paar winkels waar ik vaak genoeg
kom om door het personeel herkend en gegroet te worden (dat was een
uitzondering in München), maar is dat nu sociaal contact? Met de kerk gaat het
hier al net zo als in München: ik ken gezichten, maar nauwelijks namen. Nou ja,
de pastoor weet in ieder geval wie ik ben; da´s al een hele vooruitgang.
Maar is dit nu wat ik wilde? Nauwelijks.
Misschien is het inherent aan het niveau waarop ik werk, maar ik voel me er
niet gelukkig bij. Mijn leven is nog steeds werk, werk, werk. En dat wil ik
veranderen. Misschien moet ik er eens een jaar helemaal uit. Een reis om de
wereld of zo. Aan de andere kant: artsen zijn overal nodig. Wie zegt eigenlijk
dat ik in Duitsland moet blijven? Als ik bijvoorbeeld als zendingsdokter in
Afrika zou gaan werken, zou ik mijn werk combineren met avontuur en wat van de
wereld zien. Andere culturen leren kennen. Goed, goed, ik schilder het
misschien wat al te rooskleurig, maar je zou in ieder geval uit die
allesoverheersende ziekenhuiswereld zijn. In een wereld waarin ze het woord ´status`
vermoedelijk niet eens kennen. Of het tegenovergestelde: als scheepsarts
aanmonsteren op een cruiseschip. Dan krijg je vermoedelijk vooral met luxe
kwaaltjes te maken, maar je zou helemaal uit de ziekenhuiswereld zijn, en
massa´s mensen ontmoeten, en de halve wereld zien! Voor een jaartje of zo zou
ik daar echt geen nee tegen zeggen!
Ik moet er maar eens naar informeren. Zowel
naar cruiseschepen als naar Afrika. Want wat dat betreft heb ik nog altijd
dezelfde gevoelens als een jaar geleden: iets moet er veranderen, want
dit is niet het leven dat ik wil leiden. Het moet toch mogelijk zijn om het
beroep van arts uit te oefenen, en daarnaast een enigszins normaal privéleven
te hebben?
12/3-1989
Dit is het! De ultieme vereniging van al
mijn wensen!
Ik ben al twee dagen thuis vanwege een
fikse verkoudheid, waarvan ik mijn patiënten en collega´s maar beter kan
vrijwaren. En met zo´n benauwde blafhoest slaap je nu ook niet direct lekker,
dus ik was vanmiddag zelfs te gammel en te moe om te lezen. Zodat ik de tv maar
aanzette. Ik bleef hangen op de ZDF: een programma over asieldieren, en dat
werd gevolgd door Die Fliegende Ärzte.
Ik had wel van het programma gehoord, al
had ik het nooit gezien. Laatst had ik zelfs een patiënt die, op grond van wat
hij in die serie gezien had, zichzelf ervan overtuigd had dat hij de ziekte van
Huntington had. Lijkt me een gevaarlijke serie... Maar goed, ik had geen fut om
wat beters te verzinnen, dus ik besloot het maar eens te kijken. Zou ik in
ieder geval een beetje weten waar mijn patiënten het over hebben.
Maar die vliegende dokters... jongens, als
maar de helft van de situatie op tv waar is, is dat ongeveer "a dream come
true"! Ze hebben hun kantoor in een klein dorpje op het Australische
platteland, waar iedereen elkaar kent. Er is ook een (zo te zien klein)
ziekenhuis aan verbonden. Met een klein team, van een paar artsen en één
verpleegster, bestrijken ze een enorm uitgestrekt gebied. Er wonen maar hier en
daar mensen, dus ze gaan er per vliegtuig op uit om ergens bij iemand thuis
spreekuur te houden. En als er ergens een ongeluk gebeurt, dan wordt dat via de
radio aan het hoofdkantoor gemeld, waar ze dan coördineren dat een dokter met
het vliegtuig naar de plek des onheils gebracht wordt. En aangezien dat rustig
een paar uur vliegen van het ziekenhuis kan zijn, moet je dus eerste hulp
verlenen in het vliegtuig! Weer eens wat anders dan een gillende ambulance...
Het lijkt me reuze spannend! Je werk als
arts uitvoeren onder zulke primitieve omstandigheden. Avontuur, iets van de
wereld zien bij je werk... Het doet een beetje denken aan werken in de rimboe
van Afrika. Maar het grote voordeel van Australië tov Afrika is natuurlijk, dat
je hier toch een gewone, bekende, vertrouwde westerse cultuur op de achtergrond
hebt. Want hoe avontuurlijk Afrika ook mag zijn, nu ik er wat meer over weet,
begin ik toch meer en meer te twijfelen of ik daar op mijn plaats zou zijn. Of
ik daar zou kunnen aarden. En Australië heeft natuurlijk toch iets extra
speciaals: de andere kant van de wereld...
Het was een spannende aflevering overigens.
De twee dorpsgekken hadden hun kapotte auto in de fik gestoken, met de
bedoeling hem daarna te verzekeren en de vergoeding te innen. Maar Sam, de
piloot van de dokters, zag het ding branden toen ze erlangs vlogen op weg naar
huis van een spreekuur in het land. Ze moesten natuurlijk even gaan kijken of
er geen gewonden waren; het kon tenslotte wel een ongeluk zijn.
Maar toen ze geland waren en er voorzichtig
naar toe liepen, ontplofte de auto. Ze doken alledrie op de grond, maar Sam
kwam verkeerd neer en brak daarbij een paar ribben. En terwijl Sam steeds
moeilijker ademhaalde en op het laatst zelfs handmatig beademd moest worden,
moesten ze de halve nacht wachten op hulp en op een andere piloot die het vliegtuig
naar huis zou kunnen vliegen. Bloedstollend bij vlagen, maar het liep goed af.
Stel je voor: zulke avonturen in je werk... Hier blijft je avontuur beperkt tot
een dronkelap die alles kort en klein slaat, of een baby die in een taxi
geboren wordt...
Ik denk dat ik maar eens ga informeren naar
mogelijkheden om bij die vliegende dokters in Australië te werken. Ik zal mijn
Engels wellicht wat moeten ophalen, maar Australië... Het lokt me meer dan de
Afrikaanse binnenlanden en de exotische oceaanreuzen bij elkaar! Als ik daar
toch eens een aanstelling kon krijgen...
7/7- 1990
Gelukt! Ze willen me hebben! Waar is nog
niet bekend, maar Mr. Taylor van het RFDS-hoofdkantoor in Sydney heeft beloofd
vandaag nog een aanbeveling naar de Immigratiedienst te sturen waarin hij
aandringt op een spoedige toekenning van mijn werk- en verblijfsvergunning. Als
het een beetje meezit, zit ik binnen een paar maanden aan de andere kant van de
wereld!
In A U S
T R A L I A !!!
24/7- 1990
Nu is er niets meer dat me nog tegenhoudt...
Mijn Engelse examen met goed gevolg afgelegd, mijn aanstelling bij de Flying
Doctors rond (al weet ik nog steeds niet waar ik terecht kom), en nu is ook
mijn werkvergunning erdoor. Voorlopig geldig voor een jaar, vanaf 1 oktober
1990. Dat zijn Mr. Taylor en ik overeengekomen; 1 september was wel erg kort
dag. Er moet zoveel geregeld worden! Mr. Taylor verwacht me eind september in
Australië, dus ik heb twee maanden de tijd.
Morgen ga ik mijn baan opzeggen. Zal wel
even schrikken zijn voor dr. Felzer, maar hij heeft twee maanden de tijd om een
vervanger te zoeken. Wat zullen ze trouwens opkijken! Ik kan opzeggen per 1
oktober, dus ik zet mijn vakantiedagen (zoveel had ik er nog niet gebruikt
tenslotte) wel op eind september. Goed voor de reis en de laatste
voorbereidingen.
Mijn appartement moet ik ook deze week
opzeggen. En dan maar zien mijn meubels te verkopen of weg te geven; die kun je
toch moeilijk op je nek meenemen. En verder natuurlijk uitzoeken wat er wel en
niet meegaat; dat zal ook nog een hele kluif zijn!
O jongens, ik vind het heerlijk... Ik zou
iets volslagen dols kunnen doen, gewoon van plezier. Ik ga eindelijk leven! Het
avontuur tegemoet, nieuwe mensen leren kennen, een andere cultuur, een andere
manier van leven... Ik kan haast niet wachten tot het zover is!
Mutti zal er wel niet zo blij mee zijn. Ze
weet al tijden dat ik ermee bezig ben, maar ze is bang dat we helemaal alle
contact verliezen als ik zo ver weg zit. Maar ik denk dat het wel losloopt.
Bovendien: hier in Duitsland zagen we elkaar ook maar een paar keer per jaar.
En hoe ver is het naar Immenstadt: 150 kilometer misschien? Daar heeft afstand
weinig mee te maken, lijkt me.
Maar momenteel kan niets mijn goede humeur
bederven. Ik ga emigreren naar Australië, en een heel nieuw leven leven! Een echt
leven, met avontuur en spanning en een behoorlijk privéleven! Was het maar vast
oktober...
Noot: De Flying Doctors aflevering
die Magda beschrijft (12/3-1989) is afl. 37: Fifty-Two Hours Straight.
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Naar
het volgende hoofdstuk: 159
Naar
de rolverdeling: credits
Waarom
dit dagboek: woord vooraf
Naar de index van Magda´s Dagboek
Terug
naar FD-fanfiction index
♦
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
The
home of this story is www.konarciq.net
Downloading
and printing of this story for private use only.
For
all other forms of publication and distribution is the clearly stated, written
permission of the author required.