Het Onmogelijke
(deel 4 in de serie Leven & Laten Leven)
De volgende morgen werd Annika door Kate gewekt. "Goeiemorgen!
Jij hebt nogal wat meegemaakt, als ik dat zo hoor!"
Annika knipoogde tegen het daglicht. Even wist ze niet
waar ze was, maar toen herinnerde ze zich de dag van gisteren.
Ze ging overeind zitten. Een plotseling bonzend gevoel in
haar achterhoofd en een vage pijnscheut in haar polsen maakte haar er weer van
bewust waarom ze in het ziekenhuis lag.
"Goeiemorgen," antwoordde ze.
Kate schudde haar kussen op en wilde haar wassen, maar
Annika weerde haar af. "Dat kan ik zelf wel. Ik ben toch niet invalide!"
"Nee, maar met die zwachtels erom kun je je handen
beter even droog houden. Laat mij dus maar even."
Met geroutineerde bewegingen waste Kate haar patiënt, die
dat gelaten onderging.
"Is het soms de eerste keer dat je in het ziekenhuis
ligt?" vroeg ze toen nieuwsgierig.
Annika knikte. "En wat mij betreft meteen de
laatste. Een ziekenhuis hoort nu niet direct tot mijn favoriete
verblijfplaatsen."
Kate lachte. "Ik had gedacht dat je het juist
prachtig zou vinden! De Flying Doctors in de praktijk, en zo!"
"Nou, veel vliegen kwam er niet aan te pas
gisteren," vond Annika humeurig. "Hoe lang moet ik hier trouwens
blijven? Eerlijk gezegd heb ik weinig last meer van mijn polsen; alleen als ik
erop leun. En ik ben zo helder dat die heel lichte hersenschudding ook wel over
zal zijn inmiddels."
"Daar kan ik weinig over zeggen," zei Kate
verontschuldigend. "Je zult moeten wachten op de dokter."
"Op David?! Maar die had een clinicrun
vandaag!"
"Nee, Geoff komt straks even bij je kijken. Dus maak
je maar geen zorgen."
Annika zuchtte. "Wel zo goed. Ik geloof dat - als
het aan David lag - ik hier de verdere week zou moeten blijven - ´ter
observatie´. Al was het alleen maar om me van verdere gevaarlijke avonturen te
vrijwaren."
Daar moest Kate hartelijk om lachen. "Je mag David
graag, hè?" viste ze.
Annika keek van haar weg en slaakte een diepe zucht.
"Meer dan goed voor me is, geloof ik," mompelde ze.
Kate knikte begrijpend en legde troostend een hand op
haar arm. "David is een goede jongen. Jullie komen er wel uit samen."
Ze liet haar alleen met haar gedachten. Die cirkelden
toch voornamelijk om David en om gisteravond.
In de auto hier naar toe had ze Jack verteld wat ze die
ochtend gezien had. Ze was er nog lang niet mee klaar geweest toen ze bij het
ziekenhuis aankwamen, maar David had haar toch meteen mee naar binnen willen
nemen.
"De rest vertel je morgen maar; eerst zien dat we je
handen verzorgen."
Ze had geprotesteerd; Jack moest toch zo gauw mogelijk
weten hoe en wat? Bovendien was de ergste pijn al weggetrokken, dus die paar
minuten konden er nog wel bij. David was echter op zijn strepen blijven staan,
en Jack had alleen gezegd dat hij inderdaad zo snel mogelijk alles wilde weten,
maar dat hij niet haar herstel wilde tegenwerken. Na lang soebatten - veel langer
dan de eigenlijke verklaring zou duren - had David met tegenzin toegestemd, en
was Jack met haar aanwijzingen teruggekeerd naar de kreek.
Wat kribbig had David haar meegenomen het ziekenhuis in,
waar hij samen met de nachtzuster haar handen en enkels voorzichtig had
ingesmeerd en omzwachteld en de wond aan haar hoofd had ontsmet. Ook had hij,
als gevolg van die klap op haar hoofd, een heel lichte hersenschudding
geconstateerd. Zodoende was ze onder protest in bed gestopt, ´ter observatie´
zoals David het noemde.
"Ik kan best terug naar het hotel," had ze
gemokt.
"Maar ik wil je even hier houden om direct te kunnen
ingrijpen als er infectie bij komt," had hij kortaf geantwoord.
"Schik je er dus maar in; nu ben ik de dokter en jij de patiënt.
Begrepen?"
"Als dokter ben je anders behoorlijk
chagrijnig," had ze gemopperd.
"En jij bent verhipte lastig als patiënt," was
zijn geïrriteerde weerwoord geweest, en daarmee was hij weggelopen. Ook een
manier om het laatste woord te hebben...
Het gordijn bewoog, en om de hoek kwam David met een
ontbijtblad.
"Goeiemorgen. Hoe voel je je?"
"Uitstekend, dr. Ratcliffe," antwoordde ze wat
uitdagend.
David lachte een beetje verlegen. "Het spijt me dat je
dr. Ratcliffe niet zo mag, want hij heeft echt het beste met je voor. Maar ik
kom nu in de hoedanigheid van David."
Hij rolde het bedtafeltje naar haar toe en zette het blad
erop. Beschaamd keek ze naar hem op. "Sorry David."
Hij glimlachte. "´t Is wel goed, hoor. Ik begrijp
ook wel dat er leukere manieren zijn om vakantie te vieren dan in het
ziekenhuis te liggen."
"Moet ik hier nog blijven? Nee toch, hè?"
"Eet nou eerst je ontbijt maar eens op; daarna zal
ik even mijn hoedanigheid als dokter aanmeten en eens kijken hoe het erbij
staat, okay?"
Hij kwam op de rand van het bed zitten en brak een stukje
toast af.
"Had jij geen clinicrun vandaag?" informeerde
Annika.
Hij knikte. "Maar we vertrekken pas om negen uur,
dus ik heb nog wel even. ´t Is niet zo ver vandaag. Gelukkig..."
Hij zuchtte. Ze keek hem opmerkzaam aan. "Werk je
niet veel te hard?"
Hij glimlachte. "Ik houd van mijn werk, dat scheelt.
Het is vaak zwaar en veeleisend, met lange dagen, maar aan de andere kant... in
de lucht, op weg naar een clinic of zo, is het heerlijk ontspannen."
Ze knikte. "Van bovenaf zie je de Outback wellicht
ook anders. Ik bedoel: zo op de begane grond zie je alleen maar zand, zand,
zand met af en toe een boom."
Geamuseerd keek David haar aan.
"Wat is er?" vroeg ze.
"Is dat hoe jij de Outback ziet?"
"Hm, min of meer. Er zal best meer afwisseling in
zitten dan ik gezien heb - Ayers Rock bijvoorbeeld. Maar het merendeel bestaat
toch uit eindeloze kale vlakten."
"Wat zou je er dan eens van zeggen als ik één dezer
dagen een vliegtuig regel? Dan zal ik je eens laten zien dat de Outback meer is
dan alleen zand, zand, zand met hier en daar een boom. Op nog geen uur vliegen
hier vandaan. Ik ben dit weekend vrij, dus voor één van die dagen is er vast
wel aan een vliegtuig te komen."
Wat ongelovig keek ze hem aan. "Kun jij vliegen
dan?"
"Ja. Is dat zo gek?"
"Nou, nee, dat ook weer niet. Maar ik had het niet
verwacht."
Hij grijnsde. "Nee hoor, ik ben een echte vliegende
dokter. Net als Chris. Alleen Geoff doet die titel geen eer aan."
Ze lachte.
"Wat denk je: durf je je aan mijn vliegkunst toe te
vertrouwen?"
Ze knikte. "Zolang er een dokter bij me in het
vliegtuig zit..." plaagde ze.
Hij grinnikte. "Ja ja... Maar... je hebt er echt wel
zin in? Anders moet je het eerlijk zeggen, hoor."
Ze schudde haar hoofd. "Ik ben benieuwd naar die
andere Outback van jou."
"Gezellig," knikte hij haar toe. "Maar
laat me nou eerst maar even naar je handen en je enkels kijken, want ik moet er
zo vandoor."
Een half uurtje later liep Annika door de hoofdstraat.
Met nog een vaag kloppende hoofdpijn, haar enkels schrijnden nog wat, en om
haar polsen zat nog een licht verbandje, maar David had haar toch uit het
ziekenhuis ontslagen, "op voorwaarde dat je het vandaag even echt rustig
aan doet, en belooft de rest van de week niet meer van dergelijke escapades uit
te halen!"
Dat had ze wel willen beloven; het was immers weinig
aannemelijk dat Mr. Patterson nogmaals beroofd zou worden deze week, met haar
als enige getuige.
Ze stapte de pub binnen. Eerst maar even naar haar kamer,
schone kleren aantrekken.
Mrs. Buckley kwam gelijk op haar toe. "O, gelukkig,
daar ben je weer," verzuchtte ze. "David kwam gisteravond vertellen
dat ze je gekneveld in de grotten bij de kreek gevonden hadden. Hoe is het nu
met je?"
"Goed hoor. Een paar blauwe plekken en een stel
schaafwonden en zo, maar dat valt allemaal wel mee."
"Gelukkig maar," zuchtte Nancy opgelucht.
"Wel, zal ik nog even een lekker ontbijt voor je maken?"
"Eerlijk gezegd heb ik al ontbeten," vertelde
Annika, maar ze vervolgde samenzweerderig: "Al moet ik zeggen dat uw
ontbijt heel wat lekkerder is dan wat je in het ziekenhuis krijgt!"
Nancy glimlachte gevleid, en Annika vervolgde: "Ik
trek alleen even schone kleren aan. En dan haal ik mijn boek op en ga lekker
aan de oever van de kreek liggen lezen. Orders van de dokter: rustig aan doen
vandaag!"
Er gingen een paar rustige dagen voorbij, zowel in het
dorp als op de basis. De enige opwinding kwam nog van Jack, die vrijdagavond
opgewekt in de pub kwam melden dat de bankroof was opgelost. Na twee dagen
hardnekkig de wacht houden had hij de beide knapen - twee drijvers van een
nabijgelegen farm die gehoopt hadden snel rijk te worden - op heterdaad betrapt
bij het opgraven van hun buit. Inmiddels hadden ze allebei bekend, en waren
reeds op transport gesteld naar Broken Hill om berecht te worden. Er werd al
een vrolijk "For he´s a jolly good
fellow" aangeheven, maar Jack gebaarde dat die eer aan Annika toekwam.
En Annika vond dat Jack de eer toekwam, zodat Geoff deze keer maar voor Salomo
speelde en voorstelde om dan maar "For
they are jolly good fellows" te zingen.
De situatie tussen David en haar verbaasde Annika
eigenlijk. Zodra hij vrij was, zocht David haar op. Ze aten vaak samen, al dan
niet in gezelschap van anderen, hij nam haar weleens mee naar zijn huis, ze
slenterden samen door het dorp of langs de kreek, en iedereen leek hen als stel
te accepteren. Zelfs DJ. En toch was er, sinds die door Jacks politieauto
onderbroken liefdesscène bij maanlicht woensdagavond, niets meer in die stijl
tussen hen voorgevallen. Ze waren vrienden, ze praatten over van alles, zwegen
soms tijden; ze voelden zich duidelijk allebei volledig op hun gemak bij de
ander. En toch erkende heel Coopers Crossing hen als stel. Hoe was dat toch
mogelijk?
Ze vroeg het hem toen hij haar die zaterdag voor een
wandeling meegenomen had naar een mooie groene vallei, niet ver van Coopers
Crossing. "Of heb jij soms aan iedereen verteld dat wij een stel
zijn?"
David schudde zijn hoofd en liet zich op een gebleekte
omgevallen boomstam zakken. "Ik heb niets over jou en mij rondverteld.
Maar ik vermoed dat we op de één of andere manier toch iets uitstralen van ´wij
horen bij elkaar´. Dat heb je soms."
Ze knikte. Hij stak zijn hand naar haar uit en trok haar
dichterbij. "Wij horen bij elkaar. Dat gevoel heb ik heel sterk. Je bent
me zo ongelooflijk dierbaar dat ik het zelf nauwelijks kan bevatten.
Daarom..." Hij slaakte een zucht. "Dat is waarschijnlijk ook de reden
dat ik je wens om niets te overhaasten kan en wil respecteren. Enerzijds
schreeuwt mijn hart dat ik er alles aan moet doen om je voor me te winnen, je
aan me te binden, je hier te houden. Aan de andere kant ben je veel te goed -
veel te dierbaar - voor een kortstondig avontuur." Hij zweeg even, en
speelde gedachteloos met de vingers van haar hand. "Het klinkt misschien
gek na de paar dagen dat we elkaar kennen, maar ik zou je het liefst altijd bij
me houden. En dat in de wetenschap dat je over een paar dagen weer uit mijn
leven verdwijnt; misschien wel voorgoed." Hij kneep zijn lippen op elkaar
en keek een moment van haar weg. Maar daarna zochten zijn ogen weer de hare, en
hij vervolgde zacht: "Ik heb je lief, Annika. Ik heb je lief zoals ik nog
nooit eerder heb liefgehad. En ik zou alles willen doen om je altijd bij me te
houden. Hier, of... elders. Maar ik zie ook wel dat zo´n beslissing niet
overhaast genomen kan worden. Als we ooit besluiten inderdaad bij elkaar te
blijven, dan moet dat ons eigen besluit zijn. Ieder voor zich. Ik wil niet dat
we elkaar naderhand iets kunnen verwijten. Maar dat maakt de situatie niet
eenvoudiger..."
Annika slikte. De tranen stonden in haar ogen terwijl ze
toeliet dat hij haar op schoot trok en zijn armen om haar heen sloeg.
Een hele tijd zaten ze bewegingloos. Maar uiteindelijk
sprak Annika bijna toonloos: "David, mijn visum loopt over nog geen drie
weken af. Het kan gewoon niet."
Hij zuchtte en knikte. "Ik weet het. Misschien is
het ook wel uit zelfbehoud dat we ons zo op de vlakte houden."
"Ja." Ze sloeg haar armen om zijn nek en leunde
tegen hem aan. "Ik weet niet wat ik wil, David," fluisterde ze.
"Maar ik wil je niet kwijt."
Het werd een rare dag. Annika´s vertrek over twee dagen
hing als een zwaard van Damocles boven hun hoofden. Heel de dag waren ze samen,
om elke kostbare seconde die ze nog bij elkaar konden zijn ten volle te
benutten. Maar de stemming was bedrukt; het leek wel of ze nergens anders over
konden praten.
"Morgen is de laatste dag," zei David dan ook
met een zucht toen hij haar die avond laat bij de zijdeur van het hotel
afleverde.
Annika knikte en kneep even in zijn hand. "De
laatste dag alweer..."
Ze zwegen, en keken naar de sterren. Helder en klaar
stond het Zuiderkruis aan de horizon.
"David," sprak Annika zacht, "als ik
straks in Nederland terug ben, heb ik niet eens de troost dat ik ´s avonds
dezelfde sterren zie als jij. Noordelijk halfrond of zuidelijk halfrond, Grote
Beer of Zuiderkruis..."
David beet op zijn lip. "Ik wil er eigenlijk niet
aan denken hoe ver dat is."
Ze sloeg troostend een arm om zijn middel. "Maar er
is één ster die we allebei zien, al is het dan van verschillende kanten. En
maar zelden gelijktijdig. De zon! Misschien kunnen we die als gezamenlijke
troost houden?"
Hij trok haar tegen zich aan. "Er zit weinig anders
op, ben ik bang. En de zon geeft in elk geval meer warmte. Jammer alleen dat je
hem niet ziet als je hem het hardst nodig hebt..."
Hij drukte een vluchtige kus op haar haren, maar ze keek
hem ernstig aan. "´s Nachts, bedoel je? Je klinkt alsof je er ervaring mee
hebt."
Ze kon het niet helpen: een steek van jaloezie vlamde
door haar heen toen hij dat beaamde. "Het schijnt mijn noodlot te zijn dat
ik iedere keer weer mijn hart verlies aan Europeanen. Die allemaal na korte
tijd weer verdwijnen. Misschien moet ik zelf wel naar Europa. Of
misschien..." Hij glimlachte ineens. "Misschien is driemaal wel
scheepsrecht en blijf jij wel bij me."
Vragend keek ze hem aan. "Vertel eens?"
Maar hij schudde zijn hoofd. "Morgen. Misschien. Nu is
het bedtijd, want ik kom je morgen om zeven uur al halen!"
Annika kreunde. "Zo vroeg?! Is acht uur ook
goed?"
"Half acht?" stelde hij voor, en Annika knikte
gelaten. "Deal. Al vind ik het onmogelijk vroeg voor de
zondagmorgen."
Wat ruw trok hij haar in zijn armen. "Ik wil gewoon
bij je zijn, iedere minuut dat het nog kan!" Zijn ogen keken donker, bijna
dwingend in de hare.
"Niet doen, David," smeekte ze.
"Alsjeblieft, het kàn..."
Maar zijn mond smoorde haar verdere protesten.
Hartstochtelijk kuste hij haar, en al na een paar seconden beantwoordde ze als
vanzelf die passie. Zijn handen streelden begerig haar rug, zijn vingers
woelden door haar haar... Annika voelde haar hart door haar borst dansen, maar
toen ze uiteindelijk bij gebrek aan lucht hun kus onderbraken trok ze zijn
handen uit haar hals en stapte bevend achteruit.
"David, alsjeblieft!" hijgde ze.
Hij schudde langzaam zijn hoofd. Zijn ogen blonken, alsof
hij elk ogenblik kon gaan huilen.
"Ik houd van je," zei hij met onvaste stem.
"Ik houd van je, Annika! En jij van mij, geef het maar toe!"
Half wanhopig keek ze hem aan en beet op haar lip. Het
kon niet, het kon echt niet... Over een paar weken moest ze het land uit, en...
Hij kwam weer dichterbij en pakte haar bij de schouders.
"Alsjeblieft, Annika, blijf hier! Blijf bij me!" smeekte hij.
"Ik kan je niet meer missen; ik houd van je!" Hij zweeg even, maar
voegde er toen zacht maar ineens beslist aan toe: "Trouw met me."
Ze staarde hem aan alsof ze water zag branden, en schoot
toen in een nerveuze zenuwlach. "David, ben je gek geworden? Hoe lang
kennen we elkaar helemaal? Vijf, zes dagen?"
"Lang genoeg om te weten dat ik jou naast me wil
hebben in mijn verdere leven. Jou, en niemand anders. Dus: wil je met me
trouwen?" hield hij koppig vol.
´Lieve hemel, hij meent het!´ realiseerde Annika zich met
een schok. ´De waanzin, de...!´
Ze slikte moeilijk. "David, het kàn niet, dat weet
je toch! Mijn visum en zo. Het kàn gewoon niet..."
De blik waarmee hij haar aankeek zou ze waarschijnlijk
nooit meer vergeten. Verwijt, teleurstelling, pijn, woede, verdriet,
gekwetstheid en misschien nog wel meer; dat alles streed daarin om voorrang.
"Het kan niet, David," herhaalde ze zacht.
Maar hij liet haar los, draaide zich bruusk om en beende
met grote stappen het pad af en de hoofdstraat door, op weg naar huis.
Als verdoofd leunde ze tegen de muur, en probeerde
koortsachtig te verwerken wat er zojuist was voorgevallen. Wat als een gewoon
gesprek begonnen was, was uitgelopen op een hartstochtelijke kus gevolgd door
een huwelijksaanzoek, en geëindigd met een kwaad weglopende David?! De waanzin
ten top: hoe kon hij verwachten dat ze erin zou toestemmen met hem te trouwen,
terwijl ze een week geleden van elkaars bestaan nog niet afwisten?! Dat zou je
zelfs in een Hollywoodproductie vergezocht vinden, laat staan... Maar David,
hij... hij... Ze kreunde. "David, ik wil je geen pijn doen, echt. Je ziet
toch zelf ook wel dat het niet kan? Je vraagt het onmogelijke!"
Vertwijfeld haalde ze haar handen door haar haar. O,
David... Het kon niet, het kon echt niet, maar wat kon ze doen!?
Ze kwam overeind en liep naar de straat. In het licht van
de lantaarn op de hoek bij het bankkantoortje van Mr. Patterson zag ze hem
woedend wegbenen.
"David?" riep ze hem na.
Maar hij hoorde haar niet. Of hij deed alsof, want de
straat lag verder verlaten.
"David!" gilde ze nog eens.
Maar hij sloeg de hoek om en was uit zicht. Wanhopig
sprintte ze de straat uit, achter hem aan. Ze moest met hem praten, het móést!
Bij de hoek gekomen zag ze hem net het tuinpad naar zijn
huis inslaan. "David!" riep ze nog eens.
Hij was te dichtbij om die kreet te kunnen missen, maar
hij hield zich doof en liep naar de deur.
Met de moed der wanhoop holde Annika naar zijn huis.
"David?"
Bij de deur bleef hij staan en draaide zich om.
"Trouw je met me?"
Ze sloot een moment haar ogen. "Nee. Maar..."
Met een klap gooide hij de deur achter zich dicht.
Verslagen bleef ze staan. Duidelijker had hij nauwelijks
kunnen zijn in zijn weigering om nu met haar te praten.
Ze draaide zich om en slofte moedeloos terug naar de pub.
Op Nancy na was de bar leeg. "Ah, hallo love. Fijne
dag gehad?"
"Niet echt," mompelde Annika, en met een blik
op haar gezicht zag Nancy ook dat eerder het tegenovergestelde waar was.
"Zal ik nog wat drinken voor je inschenken? On the house?" bood ze aan.
"Doe maar. Met een ons gemalen glas als het
kan."
Ze klom op een barkruk en Nancy schonk een groot glas
sinaasappelsap voor haar in. "David?"
Annika zuchtte. "Wie anders..." Ze nam een slok
en barstte toen uit: "Maar is het nou werkelijk zo abnormaal dat ik niet
op een huwelijksaanzoek in wil gaan?! We kennen elkaar nota bene nog niet eens
een week!"
Er viel een stilte waarin alleen het tikken van de klok
hoorbaar was.
"Hij moet wel heel veel om je geven dan,"
merkte Nancy tenslotte zachtjes op.
"Ja, dat had ik ook al in de gaten," mompelde
ze. "Maar de krankzinnigheid: iemand een paar dagen na de kennismaking ten
huwelijk vragen, en dan kwaad weglopen als ze daar nog niet aan wil!" Ze
slaakte een zucht. "Ik houd ook van hem, dat is het niet. Nou ja, ik denk
dat ik van hem houd. Geloof ik. Ik geloof dat ik zo van hem zou kùnnen houden.
Maar een huwelijksaanzoek na zes dagen... is hij nou helemaal gek
geworden..."
Ze zwegen weer. De klok tikte.
"Misschien dat het verleden ook meespeelt,"
opperde Nancy toen. "Die arme David heeft in Coopers Crossing nu niet
bepaald geluk in de liefde gekend."
Annika keek op. "Zoiets zei hij, ja. Over zijn hart
verliezen aan Europeanen die altijd weer verdwenen."
"Precies," knikte Nancy. "Ja, nu je het
zegt. Ik denk inderdaad dat het heel goed mogelijk is dat juist die Europese
vrouwen hem het meest pijn gedaan hebben. Dat wilde hij met jou wellicht
voorkomen, door je ten huwelijk te vragen voordat je zou verdwijnen."
Ze zwegen. De klok tikte verder. Annika nipte van haar
sap. Maar plotseling zette ze het glas neer en keek de vrouw tegenover haar
aan. "Wat waren dat voor vrouwen?"
Nancy aarzelde. "Wel..." Ze boog zich wat
voorover. "Eerst was daar die Engelse pilote. Andrea Grayson heette ze. Ze
maakte in haar eentje een reis om de wereld, maar strandde met pech aan haar
vliegtuig een aantal dagen in de Crossing. David verloor hals over kop zijn
hart aan haar, en zij aan hem. Leek het. Maar na een paar dagen reisde ze toch verder,
en of hij ooit nog wat van haar gehoord heeft, weet ik niet."
Annika knikte. "Ik begrijp wat u bedoelt."
"En niet veel later," vervolgde Nancy,
"hebben we hier een tijdje een Duitse dokter gehad. Magda Heller. Ze is
hier niet lang geweest; misschien twee, drie maanden. Of er ooit echt iets
geweest is tussen die twee zou ik niet durven zeggen, maar van begin af aan was
het glashelder dat deze Magda erg gecharmeerd was van onze David. En dat David
haar op z´n minst erg graag mocht was ook overduidelijk. Daar had heel goed
iets moois uit kunnen groeien, maar die arme Magda kon hier niet aarden en is
teruggegaan naar Duitsland. En die arme David stond weer met lege handen."
Annika haalde eens diep adem. "En nu ziet hij dat
scenario natuurlijk nòg eens in herhaling vallen. Ik geloof dat ik zijn
optreden van daarnet begin te begrijpen."
Nancy knikte haar toe. "Daar ben ik blij om. David
is een lieve jongen, en ik gun hem graag wat geluk."
"Maar een huwelijksaanzoek..." Annika zuchtte.
"Wat moet ik daar nou mee?"
"Vertel hem dat je tijd nodig hebt. Dat je erover na
wilt denken. Geef hem iets om te hopen voor als je weg bent. Ten minste... als
er redelijkerwijs iets te hopen valt. Of beschouw je een huwelijk met hem als
uitgesloten, ook op de lange termijn?"
Annika slaakte een zucht en dacht na. En schudde toen
haar hoofd. "Ik blijf het krankzinnig vinden om na een week al over een
huwelijk te gaan denken. Het is toch niet mijn schuld dat die andere twee hem
lieten zitten?"
"Maar je zei daarstraks zelf dat je van hem
houdt!"
Betrapt sloeg Annika haar ogen neer. "Nou ja...
misschien. Ik denk wel dat ik zo van hem zou kunnen houden, ja. Maar we kennen
elkaar nog maar zo kort... Ik zou het werkelijk niet durven zeggen."
Nancy legde een hand op haar arm. "Dan ga je morgen
naar hem toe en dan vertel je hem dat," ried ze. "Hij is intelligent
genoeg om daar de redelijkheid van in te zien. Zeker als hij er een nachtje
over geslapen heeft. En dat kun jij ook maar het beste doen, love."
"Môge Vic."
Vic keek op van zijn bezigheden aan een nieuw vat bier.
"Hoe vroeger in de morgen... Ben je uit je bed gevallen soms?"
"Nee. Gewoon de wekker vroeg gezet." David
grijnsde. "Is Annika al op?"
"Ik heb haar nog niet gezien. Maar ga zelf maar
kijken. Kamer vier."
David knikte. "Ik weet het."
"Bedenk wel dat niet iedereen zo matineus is als
jij!" riep Vic hem nog na.
Maar David was de trap al op en bleef staan voor de deur
van kamer vier. Even aarzelde hij, toen klopte hij op de deur.
"Ja," klonk het.
Hij opende de deur op een kier en keek om de hoek. Annika
zat op bed, aangekleed en wel, met een schoen in de hand. Ze bloosde toen ze
hem zag. "Hoi."
"Mag ik even binnenkomen?"
Ze maakte een uitnodigend gebaar, en hij kwam naast haar
op het bed zitten. Even was het stil, maar toen begonnen ze gelijktijdig:
"Jij weet wel hoe..."
"Over gisteravond..."
Ze zwegen weer.
"Jij eerst," nodigde David hoffelijk uit, maar
ze schudde haar hoofd.
"Het was niet belangrijk."
Hij keek haar even aan. Haar gezicht stond ernstig.
"Het spijt me van gisteravond," zei hij toen
zacht. "Ik weet niet wat me bezielde, maar... Nou ja, eigenlijk weet ik
dat wèl. Ik verloor dat masker van zelfbeheersing dat ik de hele week zo
plichtsgetrouw gedragen heb. Natuurlijk heb je gelijk; dat heb je aldoor gehad.
Dit zou een zo ingrijpende beslissing zijn; natuurlijk heb je daar tijd voor
nodig. En dat overhaasten zou het stomste zijn wat we kunnen doen. Het is
alleen... ik ben zo verschrikkelijk veel om je gaan geven deze week, en morgen
ga je weer weg... Ik kon de gedachte daaraan ineens niet meer verdragen
gisteravond, en... nou ja. Ik liep wel erg hard van stapel. Het spijt me."
Ze legde troostend een hand op zijn arm. "Je hebt je
bedoelingen in ieder geval erg duidelijk gemaakt. Misschien is het een troost
om te weten dat je me wel degelijk aan het denken gezet hebt over mijn
prioriteiten."
Hoopvol keek hij op. "En?"
Maar ze lachte. "Ik ben nog niet uitgedacht."
"Jammer. Dan moet ik nog maar een tijdje geduld
oefenen." Hij stond op. "Wel, wat doen we? Ga je nog mee vandaag, of
zie je er toch maar vanaf?"
"Mee natuurlijk, wat dacht je? Ik ben niet voor niks
zo idioot vroeg opgestaan! Alleen... David?"
Hij keek haar afwachtend aan.
"Laten we proberen te genieten van vandaag. En niet
denken aan de dag van morgen. Ik zou zo graag willen dat mijn laatste dag met
jou de mooiste is. Zonder de schaduw van een naderend vertrek."
Hij knikte. "Carpe diem, hè? We zullen ons best
doen."
Ze haalden de picknickmand op die klaarstond in de keuken
- "Genoeg voor vier personen op z´n minst, zoals gewoonlijk," merkte
David op - en reden naar het vliegveld. Ze laadden hun spullen in een klein wit
met blauw vliegtuigje, en David controleerde routinematig of alles in orde was.
Daarna hielp hij haar instappen en even later taxiden ze naar de baan.
"Uniform Victor Sierra voor Broken Hill. Verzoek om op te stijgen van
Coopers Crossing richting Elbow Creek. Is er ander verkeer in de
omgeving?"
"Geen ander verkeer in de omgeving, Uniform Victor
Sierra," kwam het antwoord. "Toestemming voor opstijgen gegeven.
Goede vlucht!"
"Uniform Victor Sierra vertrekt nu van baan één in
Coopers Crossing. Over en uit."
David legde de microfoon weg en liet de motoren brommen.
"Houd je goed vast," grinnikte hij. "Dit is wel wat anders dan
een lijntoestel!"
Maar dat vond Annika wel meevallen.
"Is dit jouw toestel?" vroeg ze nieuwsgierig
toen ze eenmaal op behoorlijke hoogte vlogen.
Maar hij schudde zijn hoofd. "Dit is een
huurtoestel. Zo rijk ben ik nog niet dat ik me een privévliegtuig kan
veroorloven. Ik ben er al een tijdje voor aan het sparen, want het is wel
uitermate praktisch hier. Maar het eind van dat sparen is nog niet in
zicht."
"Is het moeilijk, vliegen?"
Hij schudde zijn hoofd. "Niet echt. Wil je het eens
proberen?" De plaagvonkjes speelden in zijn ogen.
"Beter van niet, denk ik," grinnikte Annika.
"Tenzij je straks in stukjes en beetjes ter aarde wilt storten
natuurlijk..."
"Onzin. Zo moeilijk is het niet. Pak de stuurknuppel
maar."
Peilend keek ze hem aan.
"Ja, ik meen het," beantwoordde hij haar
onuitgesproken vraag. "Kom op, niet zo argwanend. Je hoeft alleen de
stuurknuppel maar vast te houden, verder niks."
Aarzelend deed Annika wat hij vroeg. Maar zodra ze de
stuurknuppel voor haar goed vast had, liet David de zijne los en vouwde zijn
armen over elkaar. "Zie je wel? Nu vlieg jij!"
"Griezel!" schold ze zenuwachtig.
"Alsjeblieft, pak het stuur weer; straks vallen we nog naar..."
Ineens haalde ze verlicht adem. "Je hebt hem natuurlijk op de automatische
piloot staan!"
"Niks hoor." Hij wees naar de switch van de
automatische piloot. Die stond op ´off´. "Als jij nu maar gewoon die
stuurknuppel vasthoudt en geen verdere fratsen uithaalt, dan komen we vanzelf
in Elbow Creek. Voor de landing neem ik het dan wel weer over; dat is iets
gecompliceerder. Maak me maar wakker als het zover is."
"David!" kreet Annika paniekerig.
Maar hij zat te lachen. "Rustig, ik plaag je maar.
Ik houd heus wel een oogje in het zeil."
"Maar ik heb liever dat jij het weer
overneemt!"
"Waarom?" vroeg hij onschuldig. "Het gaat toch
prima? Jij stuurt, ik houd de rest wel in de gaten."
"Maar ik vind het doodeng! Stel je voor dat..."
"Onzin, er is heus geen gevaar bij. Anders liet ik
het echt wel uit mijn hoofd."
"David, alsjeblieft..."
"Okay, okay." Hij pakte de stuurknuppel weer en
met een zucht van opluchting liet Annika de hare los. "Pestkop die je
bent!"
Hij grinnikte. "Kom je er ook achter?" Toch
vervolgde hij serieuzer: "Maak je maar geen zorgen; ik weet echt wel wat
ik doe. Je hebt zonet gewoon je eerste vliegles gehad."
"Die heb ik liever op bestelling," mopperde ze,
maar toen keken ze elkaar aan en schoten in de lach.
"Maar het was toch wel leuk," gaf ze toe.
"Wil je nog eens?" bood hij aan.
Maar ze schudde haar hoofd. "Straks misschien. Ik
wil nu even rustig naar het landschap kijken. Vooralsnog lijkt me dat nog
steeds voornamelijk uit zand te bestaan."
"Wacht maar af!" zei David geheimzinnig.
Op dat moment was er bezig paniek uit te breken op Watson
Station, een farm aan de andere zijde van Coopers Crossing.
"Als jij haar niet zo nodig mee uit kamperen had
moeten nemen, was er niks gebeurd!" schreeuwde Lydia Watson tegen haar
man. "Wie neemt er nu een slaapwandelaar mee om te kamperen in de bush?!
Dat is toch vragen om ongelukken!"
"Lydia, kalmeer een beetje, wil je?" maande
haar man John. "Ze had al twee maanden niet meer geslaapwandeld; je kunt
haar toch niet haar hele leven als een kasplantje bewaken?! Laten we liever
spijkers met koppen slaan: jij zoekt hier in huis, ik buiten op het erf en in
de bijgebouwen. Het meest logische is dat ze naar huis gegaan is. Erg ver kan
ze in elk geval niet gekomen zijn."
Hij liep naar buiten, en Lydia probeerde zich te
vermannen. Eerst het huis uitkammen. John had gelijk: dat zou de meest logische
plek zijn waar ze naar toe zou gaan, zelfs in haar slaap. Systematisch begon ze
de kamers te doorzoeken; eerst vluchtig, daarna grondig. "Olivia!"
Buiten hoorde ze John als een echo: "Olivia!"
Maar er kwam geen antwoord. Lydia deed haar best zich te
beheersen, maar in gedachten zag ze haar dochter al zwaar gewond in een
afgelegen ravijn liggen, met adelaars en aasgieren die hongerig boven haar
cirkelden, wachtend op haar dood...
John kwam weer binnen. Zijn gezicht stond strak.
"O John, wat moeten we doen!?" barstte ze uit,
en wierp zich in zijn armen. "Die arme, kleine Olivia... Mijn kleine meisje..."
Hij wiegde haar even in zijn armen. "Stil maar. We
vinden haar wel. Ik ga de Flying Doctors oproepen. En sergeant Carruthers. Een
grootscheepse zoekactie, dat moet lukken."
Hij liet zijn vrouw los en liep naar de radio. Hij
draaide hem naar de goede frequentie en riep de basis op: "Watson Station
voor Victor Charlie Charlie."
Er kwam niet direct antwoord. Hij probeerde het nog eens:
"Watson Station voor Victor Charlie Charlie! Hoor je me, DJ? Dit is een
noodgeval!"
Nu kwam er meteen antwoord: "Victor Charlie Charlie
voor Watson Station. Wat is er aan de hand, John?"
"Onze dochter Olivia is zoek. Ik had haar meegenomen
naar Willoughby Creek, een paar mijl hiervandaan, om eens een nachtje in de
bush te kamperen. Maar toen ik wakker werd was ze weg. We hebben het huis en
het erf al uitgekamd; daar is ze niet. Het is niet uitgesloten dat ze weer aan
het slaapwandelen gegaan is. Kunnen jullie ons helpen met een zoekactie? Met de
politie desnoods?"
"Stand by, John," hoorde hij DJ zeggen, en
daarna bleef het een paar minuten stil. Tergend stil. Lydia snikte zachtjes.
Toen kraakte de radio en ze hoorden: "Police Station
voor Watson Station."
"Jack?! Ben jij dat?" reageerde John verrast.
"Ja John. Kun je me wat meer details geven? Hoe oud
is jullie dochter?"
"Zeven."
"Heb je enig idee hoe laat ze verdwenen is?"
"Nee. Vannacht. Alles is mogelijk tussen middernacht
en zeven uur vanochtend."
"Hm. Je zei dat ze mogelijk slaapwandelend is verdwenen.
Betekent dat dat ze in pyjama is?"
"Nee, we sliepen met onze kleren aan."
"Heeft ze drinken bij zich?"
"Nee. Voor zover ik gezien heb, heeft ze niets
meegenomen."
"Dat maakt dat slaapwandelen inderdaad wel
aannemelijk," bevestigde Jack. "Goed, ik zal een zoekactie
organiseren. Zo heel erg ver zal ze wellicht niet gekomen zijn. Maar John: wat
je ook doet, probeer uit de buurt van jullie kampplaats te blijven. Ik zal mijn
best doen om Dougie Kennedy te pakken te krijgen. Een meesterspoorzoeker, maar
dan moeten er wel sporen zijn! Begrepen?"
"Begrepen."
"En zorg dat er iemand in de buurt van de radio
blijft. Ik roep jullie op zodra ik meer weet."
"Ja. Bedankt, Jack." John slaakte een zucht.
Hij liep op Lydia toe en sloeg zijn armen om haar heen.
"Jack bemoeit zich ermee. Dan komt het wel in
orde."
"Maar wat als..." begon Lydia huilerig.
Maar John legde zijn hand op haar mond. "Sst. Niet
direct het ergste denken. Het komt best voor elkaar."
"Zo, we zijn er." David zette de motor af.
"Ziet dat er goed uit, of niet?"
"Het is in elk geval meer dan alleen maar
zand!" plaagde ze.
Hij grinnikte, en pakte de microfoon. "Uniform Victor Sierra voor Broken Hill. Over."
"Broken Hill voor Uniform Victor Sierra. Zeg het
maar."
"Uniform Victor Sierra is geland in Elbow Creek.
Vluchtplan wordt bij deze afgemeld."
"Landing in Elbow Creek bevestigd. Prettige dag
gewenst, Uniform Victor Sierra. Over en uit."
David legde de microfoon neer, maakte zijn gordel los en
klom naar buiten.
"Het is nog niet zo warm gelukkig," riep hij
naar Annika. Maar die worstelde nog met de gordel, zodat hij haar maar even
kwam helpen. Ze haalden de spullen uit het ruim; alleen zijn dokterskoffer liet
David staan.
"Moet die niet mee?" vroeg Annika.
Maar hij schudde zijn hoofd. "Ik heb een eerstehulptrommeltje
in mijn tas. Maar voor noodgevallen is het wel handig om die koffer een beetje
in de buurt te hebben."
"En je zei dat het een uur lopen was! Wat voor zin
heeft die koffer dan?"
"´t Is altijd nog dichterbij dan Coopers Crossing.
Gewoon, voor het geval dat. Je weet nooit waar je tegenop loopt. In de bush kun
je maar beter goed voorbereid zijn."
Ze liep naar hem toe en schudde hem zachtjes door elkaar.
"Dr. Ratcliffe, u bent vrij vandaag! Herinnert u zich dat nog?"
"Jazeker." Hij kuste speels haar neus.
"Maar kun je die aversie tegen dr. Ratcliffe nu eens even laten varen,
alsjeblieft? Als we iemand met een gebroken been of zo vinden, kan ik toch niet
zeggen: ´Sorry, maar het is mijn vrije dag vandaag´!? Het is gewoon de consequentie
van dit beroep: als je op iemand stuit die medische hulp nodig heeft, dan help
je. En zeker hier in the middle of nowhere."
"Okay, okay..." Annika zuchtte. "Als je
dan maar zorgt dat dr. Ratcliffe pas tevoorschijn komt als er een patiënt in
zicht is."
"Een schizofreen bestaan dus." David grijnsde.
"Maar goed, voor vandaag zal ik me maar naar je grillen voegen. Ga je
mee?"
Ze pakten hun tassen en David nam de picknickmand, en zo
gingen ze het bos in. Het was een mooi, licht bos. De zon druppelde door het
loof. De bomen en struiken die op de arme zandgrond groeiden hadden grote,
taaie bladeren, waar de wind zacht doorheen ruiste. Voor hun voeten schoten
telkens diertjes weg, en om hen heen was het een gekwetter van jewelste. In het
bos huisde waarschijnlijk een kaketoekolonie.
"Mooi is het hier," zei Annika zacht.
David glimlachte, maar zei niets. Soms bleef hij even
staan en wees haar iets bijzonders. Een koalabeertje hoog in een boom. Een
wonderlijk, watervlug diertje met een krulstaart. Een veelkleurige vlinder die
voorbij fladderde. Een grote libelle met ragfijne vleugels. En één keer een
grote, paarsrode bloem met een fijn oranje hart. Hij stond te pronken op een
kleine open plek in het hout, en vervuld van bewondering bleef Annika staan om
dit natuurschoon in zich op te nemen. En pas toen het voor hen uit duidelijk
lichter werd en ze de rand van het bos naderden begonnen ze weer te praten.
"Wat is het hier sprookjesachtig mooi, David."
Hij knikte. "Ja hè? De Outback is dus toch wel wat
meer dan alleen maar zand!"
Ze kwamen het bos uit, en stonden meteen aan de rand van
een afgrond. Diep beneden hen lag een onwaarschijnlijk turquoise meertje te
glinsteren in de zon, met daarachter opnieuw bos.
"Hoe komen we beneden?" vroeg Annika
verwonderd, en ze wilde al over de rand kijken.
Maar David trok haar terug. "Voorzichtig jij! Dit is
alleen maar zand; als dat afbrokkelt stort je in een zandlawine zo´n dertig
meter naar beneden. En dat zou ik je niet aanbevelen. Nee, we gaan die kant
langs."
Langs de bosrand liep inderdaad iets dat op een zelden
gebruikt pad leek. Het daalde licht, en volgde de rand van de afgrond, zodat ze
uiteindelijk bijna aan de andere kant van het meertje uitkwamen.
"Welkom aan het strand van Elbow Creek!"
kondigde David aan. Hij zette de picknickmand neer en liet zijn tas van zijn
rug glijden. "Wat denk je: zouden we het hier wel een paar uur
uithouden?"
"Voor mijn part de hele dag," pufte Annika.
"Als je maar weet dat ik eerst dat meer eens ga uitproberen. ´t Is goed
warm inmiddels!"
Nog voor ze zelf haar tas op de grond had laten glijden
stond David reeds met een ontbloot bovenlijf. En een halve minuut later lag hij
al in het water.
"Kom je nog?" riep hij. "Of moet ik je
komen halen?"
Maar Annika trok ook haar shirt over haar hoofd - toch
wel handig om badkleding thuis vast aan te trekken - en kwam naar de kant.
Voorzichtig voelde ze hoe koud het water was. Lekker koel, maar toch liep ze op
haar hoede het water in.
"Kom op! Eén duik en je bent er door!" riep
David van een afstandje.
"Ja, dat weet ik, maarre... zitten er geen
gevaarlijke beesten in dit meer? Krokodillen of zo? Of piranha´s?"
"Nee, het monster van Loch Ness, nou goed?"
spotte hij. Hij kwam overeind en waadde op haar toe. "Vooruit, niet zo
kinderachtig. Er zit maar één monster in dit meer, en al heeft ´ie het
voornamelijk op Flying Doctors-toeristen voorzien, opeten doet hij ze
niet."
Met een zwaai tilde hij haar op. Annika gilde. "Wat
ga je doen?"
"Wat denk je?"
"Monster dat je bent!" Ze worstelde om los te
komen, maar hij lachte alleen maar. En een paar meter verder verdween ze
natuurlijk kopje onder.
Een wilde stoeipartij volgde. Ze zaten elkaar achterna,
probeerden elkaar kopje onder te duwen of te trekken, er waren
verrassingsaanvallen onder water en een hoop gespetter en gelach boven water...
tot David haar op een gegeven moment bij de polsen beet had en zich ineens -
voor de zoveelste keer deze dagen - realiseerde hoe ontzettend veel hij van
deze vrouw hield. Het volgende wat hij wist was dat ze in zijn armen lag en dat
hij haar wild kuste. Hoe dat nu opeens mogelijk was?
Hij verdiepte zich maar niet in dat raadsel, en genoot
van de opwindende sensatie deze prachtige natte vrouw te overladen met kussen;
haar handen op zijn borst te voelen, te voelen hoe hij leefde! Hij voelde hoe
Annika - eerst wat aarzelend, maar algauw met meer overtuiging - zijn
hartstocht beantwoordde. Bestond er een groter geluk? Hij koesterde zich in
haar strelingen, hij genoot intens van haar hand die door zijn natte haar
gleed. Och, kon hij maar...
Plotseling bemerkte hij dat ze aarzelde, bijna verstarde.
Ze trok zich terug en schudde haar hoofd.
"Het kan niet, David." Tranen klonken door haar
stem heen. Ze onttrok zich aan zijn armen, nam een duik opzij en verdween onder
water.
David keek haar na. Aan de rimpelingen in het water zag
hij dat ze traag van hem weg zwom. Een benauwend gevoel drukte op zijn borst.
Morgen... Morgen zou ze op dezelfde manier weggaan. Het kon niet, het mocht
niet! Het was gewoon niet eerlijk! Wanneer zou híj nu eens in alle rust en
vrede een relatie kunnen opbouwen? Met iemand die niet - om wat voor reden dan
ook - na een dag of wat weer naar de andere kant van de aardbol vertrok?
Op de basis was het inmiddels een drukte van belang. Half
Coopers Crossing was daar verzameld, terwijl een deel ook al richting
Willoughby Creek en de Watsonfarm vertrokken was. Jack liep orders uit te
delen, en DJ zat constant aan de telefoon of achter de radio. Mrs. Carnegie
dribbelde er zenuwachtig tussendoor en deelde koffie rond.
Jack kwam weer op DJ aflopen. "Demetrios, bel de
luchthaven en vraag hoeveel vliegtuigen er beschikbaar zijn. We vorderen in elk
geval de twee huurvliegtuigen. Ik heb hier een heel aantal mensen die kunnen
vliegen, dus..."
DJ knikte en nam de hoorn weer van de haak. Maar even
later moest hij Jack melden dat slechts één van de Cessna´s beschikbaar was.
"David heeft de andere vanochtend meegenomen. Zal ik hem oproepen om terug
te komen?"
"Ja," zei Jack nadrukkelijk, en draaide zich om
naar Luke die op de kaart bezig was het zoekgebied te verdelen.
Maar: "Nee," zei Geoff net zo nadrukkelijk.
"Ik geef er de voorkeur aan om David hier even buiten te houden. Die heeft
meer dan genoeg voor zijn kiezen gehad deze week; hij was hard aan wat rust
toe. Dus als zijn aanwezigheid niet heel hard nodig is, gun ik hem liever een
rustige dag."
"Zíjn afwezigheid is geen onoverkomelijk
probleem," weerlegde Jack, "maar dat vliegtuig zou ik toch wel graag
boven Willoughby Creek hebben."
"Maar je weet hoe dat gaat," verzuchtte Geoff.
"Zelfs al zouden we hem enkel vragen dat vliegtuig terug te brengen, dan
gaat hij toch automatisch mee met de reddingsgroep ook."
"Wellicht zijn ze helemaal niet bij dat vliegtuig
gebleven," opperde Chris.
"Of wellicht zijn ze zo ver weg dat terugkeren voor
de zoektocht weinig zinvol is," deed Sam een duit in het zakje.
"Ik probeer het wel, okay?" zei DJ met nog een
laatste vragende blik op Geoff.
Die knikte gelaten. "Okay, toe maar dan."
"Victor Charlie Charlie voor Uniform Victor
Sierra."
Er kwam geen antwoord.
"Victor Charlie Charlie voor Uniform Victor Sierra.
David, ben je daar?"
Het bleef stil.
"Die zijn er op uit getrokken," concludeerde
Chris.
"Des te beter," vond Geoff. "Een mens moet
zo af en toe ook eens vrij kunnen zijn."
Maar nu vroeg Jack de algemene aandacht: "Allemaal
heel erg bedankt dat jullie komen helpen. Jullie hebben gehoord waar het om
gaat: de zevenjarige Olivia Watson is tijdens een kampeeruitje bij Willoughby
Creek waarschijnlijk aan het slaapwandelen gegaan. Dr. Standish hier vertelt me
dat slaapwandelaars vaak routineroutes lopen, dat wil zeggen routes die ze ook
overdag vaak volgen. Maar aangezien Olivia niet thuis sliep, ontbreekt die
routinematigheid waarschijnlijk. Het is zo goed als zeker dat ze níet naar huis
gegaan is; daar is alles reeds afgezocht. Dat betekent dus dat ze zo ongeveer
alle kanten op gegaan kan zijn. Eventueel," hij liet zijn stem dalen,
"is ze zelfs verdronken in de kreek, maar dat is een optie die ik voor
John en Lydia Watson liever nog even verzwijg. Maar wij zullen onder ogen
moeten zien dat de kreek wel degelijk bij het zoekgebied hoort."
Een zacht gemompel steeg op.
"Dougie is al op weg naar Willoughby Creek om te
zoeken naar mogelijke sporen. En ik stel nog maar eens heel duidelijk: wat je
ook doet, wat er ook gebeurt, zorg dat je achter Dougie en mij blijft! We
kunnen niet riskeren dat er sporen verloren gaan!"
Daarna begon hij de mensen in te delen, en tien minuten
later zat DJ nog maar in zijn eentje bij de radio.
Bij de Watsonfarm aangekomen verzamelde Jack alle
speurders nog eens om zich heen om hen zijn instructies nog eens goed in te
prenten. Dougie kwam er ook bij.
"Dit wordt nog niet gemakkelijk, Jack," zei
hij. "Er zijn heel veel sporen. Ze hebben gisteren natuurlijk die tent
opgezet en rondgescharreld. En John is ook al uitgebreid naar haar op zoek
geweest. Ik doe mijn best, maar voorlopig zullen we toch in alle richtingen
moeten zoeken, vrees ik."
Jack zuchtte. "Goed. Dan doen we dat. We hebben ook
vier vliegtuigen in de lucht, dus..." Hij gaf de speurders opdracht zich
te verspreiden, maar een ruime cirkel rond de kampplaats vrij te laten voor
Dougies naspeuringen. Zelf begon hij met Chris de kreek nader te onderzoeken.
Al was dat in de stille hoop in elk geval daar niets te vinden...
"Hoe ver zou ze gekomen zijn, denk je?" vroeg
Chris.
Jack haalde zijn schouders op. "Dat hangt er vanaf
hoe laat ze verdwenen is, en dat weten we niet precies. En wat ze gedaan heeft
toen ze wakker werd." Hij zweeg even. "Denk je dat het aannemelijk is
dat ze inmiddels wakker geworden is? Of zou ze nog ergens slapend
ronddolen?"
"Ik denk dat we wel mogen aannemen dat ze wakker
is," antwoordde Chris. "Maar dan nog: als ze al flink afgedwaald was,
wat heeft ze dan gedaan? Is ze daar gebleven, of probeert ze op eigen houtje de
weg naar huis terug te vinden?"
"Met de kans nog verder af te dwalen,"
verzuchtte Jack.
Er klonken rennende voetstappen achter hen. Chris en Jack
keken om. Het was John Watson.
"Nieuws?" informeerde Jack hoopvol.
Maar John schudde zijn hoofd. "Ik hoopte dat jullie
misschien al nieuws hadden." Hij keek om zich heen. "Denk je dat ze
de kreek gevolgd heeft? Die leidt naar..." Hij brak zichzelf af en werd
lijkbleek. "Denk je... zou ze...?"
Jack legde zijn hand op Johns schouder. "Het is een
mogelijkheid, dat moeten we onder ogen zien, John. Maar we hebben nog geen
echte sporen gevonden hier gelukkig." Hij zweeg even, en vervolgde toen
zacht: "Vertel dit voorlopig nog maar even niet aan Lydia, mate. Dat lijkt
me beter."
John knikte, en schraapte zijn keel. "Had ik haar
maar nooit mee uit kamperen genomen..."
"Oewiiiiiiie!" klonk er plotseling een roep.
"Dat is Dougie!" zei Jack verrast. "Kop
op, John! Eens kijken wat hij gevonden heeft!"
Ze haastten zich terug naar de kampplaats. Maar Dougie
stond nog een eind verderop, halverwege een eucalyptusbosje. Ook een stel
zoekers kwam gehaast toelopen.
"Wat is er? Heb je wat gevonden?" klonk het
ijverig van alle kanten.
Maar Dougie wachtte kalm tot John bij hem was.
"John, je zei dat jullie gisteren hout gehaald
hadden in dat bosje daar. Hebben jullie dat samen gedaan? Of is Olivia ook een
keer alleen gegaan?"
"Samen natuurlijk," antwoordde John geagiteerd.
"Maar heb je...?"
Dougie hief zijn hand op, en John zweeg.
"Dáár," wees Dougie, "loopt een dubbel spoor. Een volwassen man,
en een kind. Ze zijn vrijwel dezelfde weg teruggekomen als ze gegaan zijn. Maar
híer..." hij wees naar de grond, "hier is een spoor van een kind
alleen. Heeft Olivia gisteravond ook alleen rondgescharreld, of is ze steeds
bij je gebleven, John?"
"Ja, nee... Ja." John probeerde zijn gedachten
te ordenen. "Ja, ze is de hele tijd bij me geweest. We hebben alles samen
gedaan: hout halen, vissen, de tent opzetten, vuur maken... Ze is beslist niet
in haar eentje op pad geweest. En zeker niet zo ver van de tent."
Dougie knikte. "Dan is dit waarschijnlijk het spoor
dat we moeten hebben."
Een algemene zucht van opluchting klonk. "Nu weten
we ten minste een beetje in welke richting we moeten zoeken," zei Nick
opgewekt.
"Okay!" Jack nam de leiding weer. "Jullie
weten het! Verspreid je met ongeveer tien meter tussenruimte, en verlies je
buurman of buurvrouw niet uit het oog. Nog meer verdwaalden kunnen we niet
gebruiken. En wat je ook doet: blijf achter Dougie en mij, zodat de sporen niet
onnodig verstoord worden. Begrepen? Dougie, jij wijst de weg!"
De zoekers verspreidden zich, en terwijl Dougie gebukt in
de richting van het bosje liep, gaf Jack de vier piloten door dat ze zich
moesten concentreren op het gebied ten noordwesten van Willoughby Creek. Daarna
nam hij de leiding van de speurderstroep en volgde Dougie.
"Je zou eigenlijk een hond moeten hebben,
Jack," merkte Chris op. "Dat zou een hoop werk schelen, lijkt me.
Zo´n beest volgt zo´n spoor moeiteloos, en in no time is de verdwaalde
opgespoord."
"Ik zal het doorgeven aan mijn baas," zei Jack
droog. Hij had nu belangrijker dingen aan zijn hoofd dan de eventuele aanschaf
van een hond.
Dougie liep in een kaarsrechte lijn voor hen uit. Dwars
door het eucalyptusbosje, over een zandvlakte, een stuk ruig terrein, een flard
bush, weer zand... Eén keer was hij het spoor bijster, maar een eindje verder
vond hij het toch weer terug. En de zoekers liepen maar en riepen maar. Hoe ver
was de kleine slaapwandelaarster wel niet afgedwaald?
Plotseling stond Dougie stil bij een struikje. Hij
knielde neer en bekeek de grond eromheen aandachtig.
"Wat is er, Dougie?" vroeg Jack van een paar
meter afstand.
Dougie keek op. "Vanaf nu volgen we geen
slaapwandelaar meer, Jack. Ze is over dit struikje gestruikeld en gevallen.
Daardoor is ze waarschijnlijk wakker geworden. Ze is overeind gekomen en heeft
rondgekeken of ze een herkenningspunt zag. En daarna is ze in die richting
verder gegaan." Hij wees naar het noordoosten.
Jack haalde diep adem. "Wel, dan volgen we je maar
weer. Als we jou toch niet hadden, Dougie...!"
"Maar ze is niet gewond of zo?" kwam John er
bezorgd tussendoor.
Dougie schudde zijn hoofd. "In ieder geval niet zo
dat het sporen achterlaat."
Hij kwam overeind en vervolgde zijn weg. Ze merkten
duidelijk het verschil: waar de kleine Olivia in eerste instantie een vrijwel
rechte lijn aangehouden had, was haar route nu vol kronkels en bochten, alsof
ze niet goed had kunnen beslissen welke kant ze op wilde.
Johns gezicht stond verbeten; dat van de anderen
gespannen. "Olivia!" klonk het telkens. Maar antwoord kwam er nooit.
Opeens bleef Dougie weer staan. Hij luisterde scherp.
Jack wilde wat vragen, maar met een snel gebaar legde Dougie hem het zwijgen op.
Hij keek om zich heen, in de lucht, en wees. Jack kwam dichterbij.
"Een arend," zei Dougie zacht. "En hij
interesseert zich voor iets. En ik hoor ook het gekras van kraaien."
Jack slikte. "Je bedoelt...?"
"Het kan ook wat anders zijn," zei Dougie kalm.
"Kom, laten we verder gaan. Zolang we het spoor nog kunnen volgen, hebben
we ten minste houvast."
David had haar even de privacy gegund om tot zichzelf te
komen, maar na een minuut of wat zwom hij toch naar haar toe. Ze lag op haar
rug en keek naar de hemel, maar kwam overeind toen ze hem hoorde aankomen.
Haar gezicht was nat, zag hij. Misschien gewoon van het
water, maar... Teder veegde hij een druppel van haar wang.
Een flauwe glimlach verscheen om haar mond. "De
hoffelijke edelman in je?"
Hij glimlachte breed, zocht onder water naar haar hand en
bracht die naar zijn lippen. "Als je dat wilt..."
Nu moest ze toch ook lachen. "Don Juan die je
bent!"
Maar David sloeg zijn armen om haar heen. "Goed zo.
´Carpe diem´ zei je toch? Laten we alle zwartgallige gedachten dus onder water
achterlaten en genieten van elke minuut!" Daarop liet hij zich achterover
vallen en trok haar met zich mee, zodat ze met een gil onder water verdween.
Spartelend en proestend kwamen ze weer boven.
"Dat zet ik je betaald, David Ratcliffe!"
Maar hij lachte. "Kom. Laten we eens gaan
inspecteren wat er in die picknickmand zit. Ik begin trek te krijgen. Jij
niet?"
Even later zaten ze op het strandje. Terwijl David wat
hout gesprokkeld had en een vuurtje maakte, onderwierp Annika de picknickmand
aan een onderzoek.
"Worstjes! Die kunnen we misschien wel
roosteren!"
"Hier." Hij gaf haar een smalle tak, en ze
spietste er een paar worstjes op. Algauw spitterde en spetterde het dat ´t een
lieve lust was, en even later zaten ze te smullen van alle lekkernijen die
Nancy voor hen had klaargemaakt. Er waren tonijnsandwiches en
komkommersandwiches, en met ham en ei en salade.
"Nancy weet wel wat een mens toekomt," grijnsde
David toen hij zijn vierde sandwich pakte.
Ze dronken hete koffie uit een thermoskan en genoten
stilzwijgend van de steeds wisselende schitteringen die het zonlicht op het
meertje toverde. Als je je ogen een beetje dichtkneep, leek het water wel
vonken te schieten.
Annika vouwde haar handen om het bekertje. Zo down als ze
zich ineens voelde... Carpe diem, pluk de dag! Makkelijk gezegd. Maar wat als
je eigenlijk alleen maar wilt janken en roepen: ´Ik wil hier niet weg; ik wil
bij jou blijven´? Terwijl je bij voorbaat al weet dat zoiets er niet in zit?
Wat... wat als ze aan het begin van haar tour naar Coopers Crossing gegaan was,
in plaats van vlak voor haar thuisreis, zoals nu? Best kans dat ze dan op de
één of andere manier een baantje gezocht had hier in de Crossing. Met alle tijd
en alle mogelijkheid om David goed te leren kennen. Geen geforceerde
beslissingen over een huwelijk zes dagen na de kennismaking. Als ze elkaar in
alle rust hadden kunnen leren kennen, was het wellicht zelfs heel natuurlijk
geweest om hier voorgoed te blijven. Met hem. Maar nu? Wat wist ze nu eigenlijk
werkelijk van hem? Wie weet zat hij hier volgende week opnieuw. Met een ander
liefje. Magda. Andrea. Of zou hij wachten tot de volgende Europeaan hier
opdook?
David keek opzij. "Waar denk je aan?"
Ze slaakte een zucht. "Aan Andrea. Of je met haar
ook hier geweest bent."
"Wie heeft je verteld van Andrea?" beet hij
haar zo onverwacht scherp toe dat Annika opkeek. Zijn gezicht was een kil
masker van afweer.
"Mrs. Buckley," antwoordde ze timide onder die
blik.
Hij keek weer over het water. "Dat vervloekte geklets
hier ook altijd..." Een stuurse frons lag tussen zijn wenkbrauwen.
Ze zwegen een tijdje. Maar Annika had toch de indruk dat
ze hem enige uitleg schuldig was. Zorgvuldig componeerde ze de zinnen in haar
hoofd, en tenslotte sprak ze voorzichtig: "Het spijt me, David. Het was
echt niet mijn bedoeling je pijn te doen. Het was alleen... toen je dat zo
aanstipte gisteravond, van die Europese vrouwen die steeds weer verdwenen, toen
was ik ineens zo verschrikkelijk jaloers..."
"Daar heb je anders helemaal geen reden toe,"
antwoordde hij kortaf.
Ze zwegen weer even. Het was duidelijk dat David niet
over Andrea wilde praten, maar aan de andere kant had zijn afwijzende reactie
Annika´s nieuwsgierigheid alleen nog maar verder aangewakkerd. Wat was er
voorgevallen tussen die twee? Had die Andrea hem zó diep gekwetst? Treurde hij
misschien nog steeds om haar vertrek? Of had hij zelf wat stoms uitgehaald dat
haar vertrek tot gevolg had gehad? Ook de jaloezie van gisteravond stak weer de
kop op. Wat als Andrea vandaag of morgen weer terugkwam? Zou hij dan...? Ze kon
het niet laten; ze moest het vragen: "Heb je nog weleens van haar
gehoord?"
Hij knikte kort. "Een paar maanden geleden. Een
overlijdensbericht."
Geschokt staarde ze hem aan. Hij glimlachte wrang. "De
dingen zijn niet altijd wat ze lijken."
"O David, het spijt me zo," wist ze uit te
brengen.
Hij knikte. "Je hebt dus helemaal geen reden om
jaloers op haar te zijn. Of..." Hij verstarde plotseling. "Heb jij
ook kanker? Eén of andere dodelijke ziekte?"
Nog altijd van haar stuk gebracht schudde Annika haar
hoofd, en hij haalde verlicht adem. "De hemel zij dank!" Dit zou in
elk geval geen exacte herhaling worden van die machteloze pijn van toen! De
kans dat hij binnen enkele maanden ook aan haar zou moeten denken als dood en
begraven en voor eeuwig onbereikbaar was niet groter dan die van een gemiddelde
gezonde vrouw van een jaar of vijfentwintig. Oftewel: betrekkelijk klein.
Dankbaar voor ten minste díe kleine zegening streek hij
liefkozend door haar haren. En zag ineens dat de hele geschiedenis haar op dit
moment duidelijk nog meer aangreep dan hemzelf.
Hij schoof wat naar haar toe en sloeg zijn armen om haar
heen. "Kom maar even. Dit kon jij ook niet weten."
Ze trok hem heel dicht tegen zich aan. Om troost te
zoeken of om te troosten?
"Het spijt me zo," klonk het gesmoord.
Hij gaf geen antwoord; streelde gedachteloos haar rug.
Waar het vandaan kwam wist hij niet, maar hij had ineens behoefte om over
Andrea te praten. Dat had hij nog nooit eerder gedaan; zijn collega´s hadden -
evenals de rest van Coopers Crossing - alleen de oppervlakkige buitenkant van
een kortstondige relatie gezien, en zijn ouders wisten zelfs van het bestaan
van Andrea niet af. Maar Annika...
Hij begon te praten over haar schouder. Over hoe Andrea
met haar vliegtuigje een reis om de wereld maakte. Hoe intens ze genoot van al
het moois dat de wereld te bieden had. Hoe hij vanaf het allereerste moment
begrepen had dat deze vrouw het enige was wat er nog aan zijn leven ontbrak.
Hoe zij zich ook van begin af aan tot hem aangetrokken had gevoeld. Hij had
weleens gelezen over ´zielsverwanten´; dat beschreef de situatie heel aardig.
En dan dat gekke dartspelletje, waarin ze tot hun beider verrassing in elkaar
eindelijk eens een waardig tegenstander vonden. Maar Andrea die hem desondanks
wat op een afstand hield. Die had willen vluchten toen haar en zijn gevoelens
haar boven het hoofd groeiden. En die toen - aan hem alleen - bekend had dat ze
zo goed als stervende was. Vergevorderde lymfklierkanker. Nauwelijks nog kans
om te overleven. Maar ze had het geaccepteerd, en wilde nu alleen nog genieten
van al het moois in de wereld. In plaats van ziek van de chemokuren en
therapieën te vechten voor een kans die eigenlijk nauwelijks reëel meer was.
"Zij had het geaccepteerd. Ik kon dat niet. Ik
probeerde alle mogelijke oplossingen en uitwegen. Ik wilde zelfs met haar
trouwen, haar alles geven wat ik in me had. Al zouden ons nog maar een paar
maanden resten. Als ze maar bij me bleef, als ze maar wilde vechten voor die
minieme kans. Maar haar besluit stond vast. Het reizen voorkwam dat ze gek werd
van angst. ´Ieder ander moment was ik bij je gebleven. Maar het is te laat,´
zei ze. Te laat...! Dat ik het uiteindelijk geaccepteerd heb - al was het met
tegenzin - kwam door een patiënt die ik in die dagen had. Een oude man,
levensmoe, kind noch kraai meer op de wereld. Voor hem hoefde het leven niet
meer. Hij wilde alleen nog maar in alle rust sterven, terwijl ik juist voor
zijn leven wilde vechten. Net als bij Andrea. Dat is de enige keer geweest dat
ik de wens van de patiënt om te willen sterven gerespecteerd heb. Uiteindelijk,
met heel veel moeite. Geen medicijnen meer, alleen zuurstof en wat morfine
tegen de pijn. Maar terwijl hij bezig was zijn laatste adem uit te blazen, zag
ik in gedachten Andrea in zijn plaats. Zo zou het haar ook vergaan
uiteindelijk. En als ik werkelijk van haar hield, dan moest ik haar besluit
accepteren. Hoe moeilijk dat ook was."
Het bleef stil. Lang stil. David had zijn ogen gesloten. Het
deed nog altijd pijn om aan Andrea te denken. Maar hij voelde ook wat anders.
Opluchting. Na al die maanden van verdriet en pijn en verwerking in eenzaamheid
bleek het ineens een rustgevende ervaring om zijn geheim met iemand te delen.
Met iemand die zijn verdriet serieus nam, en die hem eigenlijk zelfs zeker zo
dierbaar was als Andrea zelf.
Hij voelde haar armen om hem heen, haar handen op zijn
rug, haar kin op zijn schouder. Hij draaide zijn hoofd wat en kuste haar ergens
achter haar oor. Ze liet hem half los en keek hem aan. Tranen stonden in haar
ogen. In een impuls nam hij haar gezicht in zijn handen en kuste ze teder weg.
"Je hoeft niet te huilen. Niet voor haar en niet
voor mij. Zij is uit haar lijden verlost, en ze heeft intens genoten in de tijd
die haar nog restte. En ik heb het intussen al aardig verwerkt. Ik zal altijd
een heel warm plekje voor haar in mijn hart houden, maar Andrea is..." Hij
slikte even. "Andrea is verleden tijd. Onbereikbaar. En daar heb ik me bij
neergelegd. Nu heb ik jou. Een nieuwe kans op geluk. Waarbij ik hoop op een
gelukkiger afloop. Maar..." hij lachte ineens, "ik zal je nu op dit
moment maar niet nogmaals ten huwelijk vragen. Ik zou het wel wìllen, maar dat
zou je reinste emotionele chantage zijn!"
Ze lachte met hem mee, waarbij de tranen weer in haar
ogen sprongen. Maar David veegde ze gelijk weg met de woorden: "Carpe
diem, weet je nog? Pluk de dag!"
"O, jij...!" Ze sloeg haar armen weer om hem
heen, en even koesterden ze zich allebei in de nabijheid van de ander.
"Mijn lieve Annika," fluisterde David in haar
haren, en ze glimlachte voor zich heen. Maar hij liet haar alweer los en stelde
voor om even een uurtje te gaan slapen. "Ik weet niet hoe het met jou is,
maar ik had zoveel te denken de afgelopen nacht dat er van slapen niet veel
kwam."
"Dan was je niet de enige," knikte Annika.
"Vooruit dus maar."
Ze strekten zich uit in het zand, maar David bedelde
direct op kinderlijk verongelijkte toon: "Kom je niet bij me liggen?"
Annika glimlachte in een zucht. "Vooruit dan maar.
Voor deze ene keer."
Ze schikte wat op, en zo lag ze in zijn arm met zijn
schouder als hoofdkussen. Hij drukte een kus in haar haren. "Zo hoef ik
niet alleen maar te dromen dat je in mijn armen ligt."
Daarna was het stil, en binnen vijf minuten hoorde Annika
aan Davids rustige ademhaling dat hij inderdaad in slaap gevallen was.
Zelf was ze daar nog niet aan toe. Het in zijn armen
liggen was een te opwindende sensatie om direct de rust te vinden om in slaap
te vallen. Ze luisterde vertederd naar zijn ademhaling; naar de geluiden om
haar heen: het zachte kabbelen van het water, het geritsel in het bos achter
hen... en uiteindelijk doezelde ze toch ook weg.
Vanuit de struiken werd het vredige tafereeltje hongerig
bespied. Donkere ogen flitsten heen en weer van de twee slapende mensen naar de
picknickmand en terug. Het was een waagstuk. Levensgevaarlijk! Als ze wakker
zouden worden, dan... Maar die mand herbergde zoveel lekkernijen. Eindelijk wat
voedzamers dan die eeuwige bessen. Zou er nog wat over zijn? De honger knaagde.
Wagen of niet? Besluiteloos vlogen de ogen heen en weer. Twee slapende mensen.
En een misschien nog niet helemaal lege picknickmand... Ja? Nee?
Net toen het figuurtje tussen de struiken zich voldoende
had opgepept en overeind kwam om de rooftocht te ondernemen, werd de vrouw op
het strand klaarblijkelijk wakker. Ze draaide zich op haar buik en legde haar
kin op de borst van de man. Die deed ook zijn ogen open en zei iets waar de
vrouw om moest lachen.
Met het hart in de keel zonk het hongerige wezentje weer
in elkaar. Te laat! Kans verkeken. Moedeloos zagen de donkere ogen toe hoe de
vrouw door het haar van de man streelde. Hoe ze hem kuste. En hij haar. Hoe ze
samen lachten. Maar het was te laat...
"Zullen we nog even gaan zwemmen?" Annika
streek speels door zijn borsthaar.
David bromde wat. Hij lag veel te lekker. Maar Annika
kwam overeind; ze vond het veel te warm worden in de zon.
Lui opende David een oog. "Kijk wel uit voor de
krokodillen." Daarna legde hij zijn handen onder zijn hoofd en doezelde
heerlijk verder.
Annika glimlachte vertederd. Hij zag er zo lief uit als
hij sliep... Maar ineens groeide die glimlach uit tot een grijns. Ze had immers
nog wat met hem te vereffenen van daarstraks?!
Ze raapte één van de koffiebekers op die nog in het zand
lagen en liep er mee naar de kant. Even omspoelen, en... Voorzichtig kwam ze
terug lopen. Even keek ze op hem neer, zich bij voorbaat al verkneukelend over
zijn reactie. Toen keerde ze de beker koud water boven zijn gezicht om.
Proestend en blazend als een jonge zeehond vloog David
overeind. "Jij... jij...!" Hij schudde zich, zodat de druppels naar
alle kanten vlogen. Aan de waterkant stond Annika, proestend van het lachen,
maar in de startblokken om zich uit de voeten te maken.
"Ik zal je leren!" Hij stortte zich achter haar
aan, maar Annika nam snel een duik en verdween veilig onder water.
Eén en ander resulteerde natuurlijk in een zelfde soort
stoeipartij als ze die ochtend gehad hadden. Maar eensklaps richtte David zich
op en tuurde naar het strand. Hij kreeg nog een plens water over zich heen,
doch met een afwerend gebaar maakte hij ook daar een eind aan.
Annika keek ook om, om te zien wat zijn aandacht had
getrokken. En ze zag nog net hoe een menselijk figuurtje de laatste meters naar
hun spullen aflegde, de picknickmand opende en zich daar overheen boog.
"Een kind!" zei ze zachtjes. "Een meisje!
Wat moet zo´n kind alleen hier nou midden in de bush?"
"Dat zou ik ook weleens willen weten," mompelde
David. "Kom mee. Ik wil eens even met haar praten."
Het meisje hield haar adem in... Een hele stapel
sandwiches! Het water liep haar al in de mond. Eindelijk weer eens wat stevigs
in haar maag! Ze zuchtte van genot. Wat zou ze meenemen? Hoeveel zou ze durven
meenemen?
Ineens realiseerde ze zich dat het gelach en gespetter in
het water opgehouden was. Verschrikt
keek ze op. Daar was die man! Hij kwam op haar toe, hij was al bijna aan de kant! Eén
moment zat ze als verlamd... Toen deed ze in het wilde weg een greep in de
mand, sprong overeind en stortte zich terug naar de veilige struiken.
Achter haar werd geroepen. Maar ze mochten haar niet te
pakken krijgen, het mocht niet! Nooit! Dan was het met haar gebeurd, dat zou
het einde zijn!
Ze wierp zich tussen de struiken, haastte zich in het
wilde weg verder. Weg, weg, voor die man haar te pakken kreeg! Ze rende, ze
sprintte, ze spurtte zo hard als ze kon, dwars tussen de bomen en de struiken
door. Weg, ver weg moest ze! Haar hart pompte, haar adem gierde... maar wat had
ze voor keus?! Ze mocht niet gevonden worden, dat was het enige dat telde!
Opnieuw hoorde ze roepen. Het leek dichterbij. Kwam hij
haar achterna? Nee! Nee!! Weg moest ze, ver weg, verstopt! Niemand mocht haar
vinden!
Het bloed bonkte in haar slapen; de stammen en struiken
flitsten voorbij. Weg, ver weg moest ze! Eerst ver weg, dan verstoppen! Ze
rende wat ze kon. Soms leek het alsof haar achtervolger vlak achter haar was.
Hoorde ze zijn voetstappen niet? Krakende takken? Een haastige blik achterom.
Schrik: hij was al behoorlijk dichtbij! Maar op dat moment bleef haar voet
ergens achter haken, en met een gil stortte ze op de grond.
"Aauw!!" kreet ze geschrokken. Haar knie, haar enkel...
Overeind! Gauw! Verder!
Maar voor ze dat in daden kon omzetten knielde die man al
bij haar neer en vroeg bezorgd: "Heb je je pijn gedaan?"
Hij wilde haar overeind helpen, maar ze sloeg zijn handen
weg. Het kon niet, hij mocht haar niet te pakken krijgen, ze wilde niet
terug...!
Hij pakte haar bij de schouder en scheen wat te willen
zeggen, maar ze wist maar één ding: weg! Als een furie sloeg ze, trapte ze,
beet ze zelfs van zich af. Gelukkig, het werkte: hij deinsde geschrokken
achteruit. Nu! Ze werkte zich vlug overeind en wilde weer wegrennen. Maar ai,
wat deed die voet zeer... Ze kon er nauwelijks op staan, maar het moest... ze
móést verder! Weg! Hij mocht haar niet te pakken krijgen!
In een soort hinkelren vluchtte ze verder. Maar dit ging
niet; hij zou haar zo weer inhalen... Wat dan, verstoppen? Haar ogen vlogen al
naar links en naar rechts... Waar...?
Op dat moment stond haar hart stil. Weer die hand op haar
schouder... En dezelfde stem die nu zei: "Hé, je hoeft niet bang te zijn.
Ik wil je heus geen kwaad doen."
Geschrokken keek ze op in zijn gezicht. Ze deed nog een
halfslachtige poging zich onder zijn hand vandaan te worstelen, maar bij de
tweede stap al zwikte ze door haar enkel en liet zich pardoes op de grond
vallen.
Ze wist het. Het was voorbij. Ze was ontdekt. Vluchten
kon niet meer...
David knielde bij haar neer. Die blik daarnet had hem
diep getroffen: alsof hij een diertje in doodsnood aangekeken had. Nu was het
kind ineens een toonbeeld van doffe berusting.
Annika kwam er ook bij. "Hé, hallo!" zei ze.
Het meisje keek op, maar zei niets.
"Hoe heet je?" vroeg David vriendelijk om haar
een beetje op haar gemak te stellen.
"Olivia," klonk het zacht.
Hij knikte haar toe. "Ik ben David, en dit is
Annika."
Het meisje keek even van de één naar de ander, maar
staarde daarna weer dof voor zich uit.
"Je hoeft echt niet bang te zijn, Olivia," zei
David geruststellend. "We willen je echt geen kwaad doen. We willen je
juist helpen."
Het meisje reageerde niet.
"Heb je zo´n honger, dat je een boterham kwam
stelen?"
Daar was die bange blik weer. Ongerust schoof ze wat
achteruit, maar hij glimlachte geruststellend.
"Het geeft niet, hoor. Je mag er dadelijk nog wel
een paar uitzoeken, want ik geloof dat je de sandwiches die je gepakt had
verloren bent. Of niet?"
Het meisje keek schielijk van de één naar de ander.
Annika hurkte naast haar neer. "Hé, ´t is wel goed.
We zijn niet boos." Ze sloeg troostend een arm om Olivia heen, die dat
even leek af te weren, maar toen toch toestond.
"Ik zag dat je knie bloedde. Zal ik er even naar
kijken?" bood David voorzichtig aan.
Een angstige blik was het antwoord, en ze maakte zich ook
weer los uit Annika´s armen.
"Hé, ´t is wel goed," suste die. "David is
een dokter. Eén van de Flying Doctors."
Een zweem van herkenning en iets van ontzag vloog over
het smalle gezichtje. David glimlachte haar bemoedigend toe, en ze liet nu
zonder meer toe dat hij haar kapotte knie en opzwellende enkel bekeek. Zijn
Flying Doctorschap scheen vertrouwen in te boezemen.
"Niet echt ernstig," constateerde hij.
"Even die wond schoonmaken en verbinden, en wat koude lappen om die enkel,
en het komt weer best in orde."
Hij wilde haar optillen, maar nu weerde ze hem toch weer
af.
"Kom maar mee; ´t is echt wel goed," zei hij
troostend.
Maar Annika had een betere manier om haar over te halen:
"Dan mag je alles opeten wat er nog in de picknickmand zit. Zoveel als je
lust!"
Olivia´s donkere ogen schoten van Annika naar David en
weer terug, alsof ze wilde peilen of dat aanbod menens was.
David knikte haar toe. "Wij hebben toch al
ruimschoots genoeg gegeten. Dus?"
Terug aan het strand zette hij haar neer naast Nancy´s
picknickmand. "Ga je gang!"
Aarzelend keek het meisje nog van hem naar Annika, maar
hij hurkte naast haar neer, nam een sandwich uit de mand, wikkelde het
cellofaan eraf en bood hem haar aan. Ze griste de boterham uit zijn handen en
viel er in de meest letterlijke zin op aan. In een oogwenk was de sandwich
verdwenen en graaide ze al in de mand naar een tweede.
"Alsof ze in geen dagen wat te eten gehad
heeft," zei Annika zacht, en David knikte.
"Ik vraag me af hoe ze hier verzeild is
geraakt."
Hij pakte zijn verbandtrommel en begon haar kwetsuren te
verbinden. Olivia zelf had alleen maar aandacht voor haar boterhammen, en pas
bij de zevende sandwich begon haar eettempo duidelijk te vertragen. Annika bood
haar haar veldfles aan; het meisje dronk gulzig.
Intussen probeerde David wat meer aan de weet te komen.
"Olivia, waar kom je vandaan?" vroeg hij voorzichtig.
Geen antwoord. Het meisje peuzelde verder aan de boterham
alsof ze hem niet gehoord had.
"Waar zijn pappa en mamma?"
Een schaduw vloog over het gezichtje. Even keek ze hem
aan en beet op haar lip. Toen bepaalde ze zich weer tot haar brood.
"Hoe lang ben je hier al?"
Hoegenaamd geen reactie.
"Ben je hier alleen?"
"Is er een ongeluk gebeurd?"
"Wanneer heb je voor het laatst gegeten?"
Hij zuchtte. Hij kon net zo goed tegen een boom praten;
ze reageerde helemaal niet.
"Misschien is ze doof," opperde Annika zacht.
Maar David schudde zijn hoofd. "Dat geloof ik niet.
Daarstraks begreep ze ook wat we zeiden, al gaf ze niet echt antwoord. Ik denk
eerder..." Hij aarzelde even. "Ik denk eerder dat ze zich afsluit.
Dat ze iets verschrikkelijks meegemaakt heeft dat haar getraumatiseerd heeft.
Het komt vaker voor bij getraumatiseerde kinderen. Het is een soort ontkenning;
ze willen er niet over praten, uit angst dat die nare herinneringen weer boven
komen. Daar lijkt dit meer op, heb ik de indruk." Hij zuchtte diep.
"Misschien kun je haar dan beter met rust laten.
Niet meer vragen," was Annika van mening, en David knikte.
"We nemen haar maar mee naar de Crossing. Misschien
kan DJ uitzoeken waar ze thuishoort. Of anders Jack."
"Wilde je nu gelijk maar op huis aan?"
Hij knikte. "Niet alleen vanwege Olivia, maar kijk eens
naar die leikleur in het noorden? We zouden weleens onweer kunnen krijgen, en
dan zit ik liever niet in de lucht."
Ze kleedden zich dus snel aan, propten hun spullen in hun
respectievelijke rugzakken en maakten het nog nasmeulende vuurtje grondig uit.
David hees Olivia op zijn rug en Annika nam hun tassen en de nu aardig lege
picknickmand, en zo aanvaardden ze de terugweg naar het vliegtuig.
Het was drukkend warm, en het zweet liep in straaltjes
langs hen af. Vooral David was maar wat blij toen ze bij het vliegtuig waren en
hij het meisje van zijn bezwete rug kon laten glijden.
"Pfoe..." Hij wiste het zweet uit zijn gezicht,
en keek eens naar het vliegtuig. Dat stond pal in de zon.
"Daarbinnen zal het ook niet te harden zijn,"
merkte hij op. "Laten we het maar even tegen elkaar open zetten. Veel zal
het niet helpen, maar allicht toch wat."
Hij zette de ene deur open, en liep om het toestel heen
om de andere te openen. Maar toen hij de radio zag, bedacht hij dat hij meteen
DJ wel in kon lichten over Olivia. Hij trok de microfoon naar zich toe en
meldde zich: "Uniform Victor Sierra voor Victor Charlie Charlie."
"Victor Charlie Charlie voor Uniform Victor Sierra. Iets belangrijks, David? We
zitten midden in een noodgeval hier. Een klein meisje verdwaald in de
bush."
David trok zijn wenkbrauwen op. "Dan heb ik wellicht
de oplossing voor jullie problemen. Wij hebben namelijk een meisje gevonden in de bush. Een jaar of acht is
ze, en ze heet Olivia. Meer hebben we niet uit haar gekregen. Is dat misschien
het kind dat jullie zoeken?"
"Doc, je bent een wonder! Waar zijn jullie
ergens?"
"In Elbow Creek. Over een minuut of wat komen we
weer naar Coopers Crossing."
Hij hoorde het ritselen van een landkaart, en toen DJ´s
verwonderde stem: "In Elbow Creek?? Hoe is ze dáár in vredesnaam terecht
gekomen? Dat is een paar honderd kilometer van de plek waar ze haar sporen aan
het volgen zijn!"
"Vraag mij niks," reageerde David laconiek.
"Ze kwam uitgehongerd onze picknickmand plunderen. Maar meer dan haar naam
heeft ze ons niet verteld."
"Olivia Watson, zeven jaar oud, van Watson
Station," bevestigde DJ. "Nou ja, misschien is ze ongemerkt meegelift
achterin een truck of zo. Dat kan. Het belangrijkste is dat ze terecht is. Kun
jij haar naar Watson Station brengen?"
"Ik zou haar liever even een nachtje in het
ziekenhuis zien. Ze heeft wat uitdrogings-verschijnselen, en ik heb de indruk
dat ze een nogal traumatische ervaring gehad heeft."
"Okay, dan vraag ik Jack wel of hij de Watsons
meeneemt hier naar toe. Wat is jullie E.T.A.?"
"We zijn nog aan de grond. Maar reken maar op een
vijftig minuten."
"Okay, dan zien we jullie met een goed uur wel op de
basis verschijnen voor de herenigingsscène."
David grinnikte. "Eind goed, al goed, hè? Nou, tot
straks dan maar. Over en uit."
Het inlichten van Jack liet hij maar aan DJ over. Nu liep
hij eerst terug naar Annika en Olivia, die in de schaduw van het vliegtuig
waren neergestreken. Misschien dat dit nieuws Olivia wat tot leven zou wekken?
Hij hurkte voor haar neer. "Olivia, ik heb net met
DJ gesproken. Wij gaan nu naar de basis van de Flying Doctors, en daar komen
pappa en mamma ook naar toe. Alles komt weer goed."
Ze bekeek hem zwijgend. De donkere ogen stonden eerder
droevig dan opgelucht. Wat was er toch met dit kind?
Hij strekte zijn armen naar haar uit. "Kom maar. Dan
zal ik je in het vliegtuig helpen."
Ze kwam overeind en hij tilde haar op om haar op de
vleugel te zetten zodat ze naar binnen kon klauteren. Maar in plaats daarvan
sloeg ze haar armen en benen om hem heen en klemde zich stijf aan hem vast. Een
vlaag van genegenheid en medelijden golfde door hem heen, en hij koesterde haar
even in zijn armen.
"Rustig maar. Het komt allemaal weer in orde,"
suste hij zachtjes.
Ze bewoog zich niet. Hij streek over haar donkere
haarpieken. En plotseling schoot hem iets anders te binnen: "Ben je bang
om te vliegen?"
Ze liet hem los en schudde haar hoofd. En David knikte
haar toe. Dat was haar eerste communicatie sinds ze hen haar naam verteld had!
Hij hielp haar naar binnen en liet haar zien hoe ze de
gordel vast moest maken, en sprong daarna weer op de grond.
"Wat zei DJ?" wilde Annika weten.
Hij vertelde het, en ze knikte. "Dan is dat in ieder
geval opgelost. Ik ga wel naast haar zitten in het vliegtuig. Als er dan wat
is..."
Ze laadden hun spullen weer in, en een paar minuten later
steeg de kleine Cessna op van de onbegroeide strook die als landingsbaan van
Elbow Creek dienst deed.
Het was een rustige vlucht. Het onweer zat nog te ver
achter hen om problemen te veroorzaken, en Olivia leek helemaal geen last te
hebben van vliegangst. Zo landden ze met een klein uurtje op het vliegveld van
Coopers Crossing, en een tien minuten later parkeerde David zijn auto bij de
basis. Ze stapten uit, en David opende de deur voor Olivia. Aarzelend keek het
meisje naar hem op.
"Kom maar. Hier binnen wachten je pappa en mamma
vast al op je."
Langzaam maakte Olivia de gordel los en klauterde uit de
auto. David sloot de deur achter haar en wilde al naar de basis lopen, maar hij
merkte ineens dat een kleine hand zich in de zijne wrong. Hij keek om en
glimlachte op haar neer. Zo bang als ze keek... Waar was ze toch zo bang voor?
Maar Olivia strekte smekend haar armen naar hem uit.
"Nou, kom dan maar," zei hij met een zucht, en
tilde haar op. Ze klemde zich gelijk weer aan hem vast en begroef haar gezicht
in zijn nek.
Annika en David keken elkaar eens aan. "Je zou haast
denken dat ze naar de slachtbank geleid wordt," zei Annika zacht.
David knikte. "Ik weet niet wat, maar íets klopt er
niet. Laten we maar naar binnen gaan; daar krijgen we waarschijnlijk wel meer
duidelijkheid."
"Olivia!!"
Nauwelijks was de deur achter hen dicht gevallen of ze
werden bestormd door John en Lydia die hun verloren gewaande dochter in de
armen wilden sluiten. Ze probeerden haar bijkant uit Davids armen te sleuren,
maar Olivia klemde zich stijf aan haar redder vast.
"O, Olivia..."
Met enige moeite wist David zich van de knellende greep
van haar armen te bevrijden, maar het volgende moment bevroren John en Lydia
Watson. Alsof ze zich gebrand hadden zo schichtig lieten ze het meisje los en
staarden haar aan.
"Zo, de familie weer herenigd?" vroeg Geoff die
gemoedelijk uit de radiokamer kwam gelopen. Maar toen zag hij de gezichten.
"Wat is er? Is er iets mis?"
John wankelde achteruit. "D... d... dat is Olivia
niet," bracht hij uit.
Geoff trok zijn wenkbrauwen op. "Wat bedoel
je?"
John keek hem aan; de verbijstering stond op zijn
asgrauwe gezicht te lezen. "Dit is Olivia niet. Dit is een ander kind.
Niet Olivia."
Geoff haalde eens diep adem. "Wil je daarmee zeggen
dat de echte... nou ja, jullie Olivia nog ergens in de bush rond moet
wandelen?!"
Lydia zoog haar adem in. "Nee toch..." Ze zocht
steun bij haar man.
Geoffs gezicht verstrakte en hij beende met grote passen
terug naar de radiokamer. "DJ! Bel onmiddellijk Jack op! Het is de
verkeerde Olivia!"
DJ trok verwonderd zijn wenkbrauwen op. "Hè?"
"Vooruit! Bel Jack op en zeg dat hij onmiddellijk
hierheen moet komen! Dat arme kind zwerft nog steeds ergens in de bush
rond!"
Geoff liep alweer weg om Chris te waarschuwen, en DJ
pakte de telefoon. Jack beloofde meteen te komen, en toen DJ zich omdraaide
stond David in de deuropening met een meisje op de arm.
"Is dat de Olivia die jij gevonden had?"
David knikte. "Ongelooflijk maar waar. Twee
Olivia´s, van ongeveer dezelfde leeftijd, op dezelfde dag verdwaald in de bush.
Maarre... heb jij enig idee waar deze dan vandaan kan komen?"
DJ schudde ontkennend zijn hoofd. "Ik heb niks
gehoord over nog een Olivia."
"Ook niet de afgelopen week? Dit meisje wekt de
indruk al zeker een paar dagen in de bush rond te zwerven."
"Nee, ook niet." DJ zuchtte. "Dat kan nog
even puzzelen worden. Wellicht dat Jack iets weet."
Als je het over de duvel hebt... Daar kwam Jack binnenzeilen.
In burger; hij had zich blijkbaar omgekleed na de speurtocht en zich niet de
tijd gegund zijn uniform weer aan te trekken.
"Wat is er nou precies aan de hand, Demetrios? Is
dat kind nog steeds zoek?"
DJ knikte. "Het blijkt dat David een andere Olivia
heeft opgepikt. Dus Olivia Watson moet daar nog ergens rondstruinen."
Jack slaakte een zucht als een windvlaag en veegde zijn
voorhoofd af. Hij wierp David, die nog altijd met Olivia tegen zich aan geklemd
bij de deur stond, een bijna verwijtende blik toe, en David vroeg: "Weet
jij misschien waar dit kind vandaan zou kunnen komen, Jack? Het zou wel goed
zijn als we haar ouders konden waarschuwen; dan zijn die in elk geval ook
gerustgesteld."
Maar Jack schudde zijn hoofd. "Ik zou het niet
weten. Sorry David, maar dat heeft even niet de prioriteit. Dit kind is ten
minste veilig; die andere zwerft nog ergens Wim-weet-waar in de wildernis rond.
Eerst dat meisje van Watson vinden, daarna zal ik me eens om jouw vondelingetje
bekommeren. Doe met haar wat je wilt zo lang."
David knikte. "Dan stop ik haar in bed in het
ziekenhuis. Daarna kom ik wel weer hierheen, maar dan weet je waar je me kunt
bereiken."
Jack knikte afwezig, en David verdween met Annika en
Olivia naar buiten.
Zwijgend liepen ze de hoofdstraat uit in de richting van
het ziekenhuisje van Coopers Crossing. Het was broeierig warm, en Olivia hield
David nog altijd stijf omklemd.
"Wat nu?" vroeg Annika toen ze vlakbij het
hospitaal waren gekomen.
"Eerst Olivia maar eens in bed stoppen en zorgen dat
ze wat extra vocht binnen krijgt. En dan wilde ik toch terug naar de basis om
te helpen zoeken naar die andere Olivia." Hij aarzelde even. "Vind je
het heel erg?"
Maar Annika schudde haar hoofd. "Nee hoor. Zou ik
ook kunnen helpen zoeken, denk je?"
"Vast wel. Hoe meer mensen, hoe beter."
"Hé, en wie hebben we daar?" begroette Annie
hen opgewekt toen ze bij de balie van het ziekenhuis kwamen.
"Een zwervertje dat we in haar dooie eentje in de
bush bij Elbow Creek tegenkwamen." David probeerde zijn zwervertje op de
balie te zetten, maar ze weigerde hardnekkig hem los te laten. Hij zuchtte; ze
begon zwaar te worden.
"Ze heeft wat uitdrogingsverschijnselen, dus ik zou
haar graag even een nachtje in het ziekenhuis zien. Een traumatische ervaring
is ook niet uitgesloten."
Annie knikte begrijpend. "Kamer zes is leeg. Ik zal
even een pyjama voor haar pakken."
Ze rende weg, en toen ze terugkwam vond ze David op het
bed zitten met Olivia dicht tegen hem aangekropen op schoot. Annika stond bij
de deuropening.
Annie viel ook op het bed neer. "Kijk eens? Een
mooie pyjama met beertjes voor jou. Zullen we je even omkleden? Dan gaan jouw
kleren in de was, en als je morgen wakker wordt, zijn ze weer
brandschoon!"
Ze strekte uitnodigend haar armen naar Olivia uit om haar
te helpen uitkleden, maar het meisje wierp haar een argwanende blik toe en
schoof schielijk wat achteruit.
"Wat is dat nou?" riep Annie met gespeelde
teleurstelling.
Maar David streek geruststellend over Olivia´s haar.
"Olivia, dit is zuster Annie, de vrolijkste verpleegster van heel
Australië." Hij grijnsde plagend naar haar; Annie grijnsde onverholen
terug. "Je bent nu in het ziekenhuis van Coopers Crossing. Je hebt
namelijk niet genoeg te drinken gehad de laatste dagen, dus dat moeten we even
in orde maken, anders word je ziek. En om weer helemaal beter te worden, moet
je even een nachtje in het ziekenhuis blijven."
Hij wachtte op een eventuele reactie, maar die bleef uit.
"Zullen we je dus even omkleden en in bed stoppen?
Dan ben je morgen waarschijnlijk alweer helemaal beter."
Ze duwde haar hoofd in zijn hals. David slaakte een
zucht, en onwillekeurig knuffelde hij haar even. "Kom op jij." Hij
begon zelf maar de knoopjes van haar bloesje los te maken, en door hem liet ze
zich wel gewillig uit- en aankleden. Hij stopte haar dus ook maar zelf in bed,
en met Annies hulp maakte hij een infuus klaar. Olivia deinsde wel even
geschrokken achteruit toen hij de naald in haar arm wilde brengen, maar na zijn
rustige uitleg liet ze het toch toe. En dat alles nog altijd zonder een kik te
geven...
Hij streek nog even over haar hoofd. "Ga maar lekker
slapen nu. Er is niets meer om bang voor te zijn. En als er wat is, druk je
maar op dit knopje, dan komt zuster Annie bij je kijken. Okay? En morgen kom ik
weer bij je."
Hij knikte haar met een glimlach toe en wilde weglopen,
maar dat was kennelijk toch niet de bedoeling: Olivia sloeg paniekerig de
dekens terug en wilde hem prompt achterna vliegen. Annie kon haar nog net
opvangen voor ze de stellage van het infuus omver trok, maar het meisje
worstelde en spartelde als een vis op het droge. David nam haar direct maar
weer over, en zette zich opnieuw op het bed. Met Olivia naast zich dit keer,
maar het meisje klom meteen weer op zijn schoot en sloeg haar armen om zijn
hals.
Annie grijnsde naar Annika. "Ziehier een
schoolvoorbeeld van woordenloze communicatie! ´Van die verpleegster moet ik
niks hebben, maar David moet bij me blijven!´ Je hebt een heuse verovering
gemaakt, David!"
De beide dames grinnikten naar elkaar, en David keek hen
verwijtend aan. "Ja, lachen jullie maar. Maar ik was toch niet van plan
hier de hele nacht te blijven..."
"Vertel haar waarom je weggaat," stelde Annika
voor. "Dat met die naald wilde ze eerst ook niet. Maar toen je het
uitlegde was het goed. Ik heb de indruk dat ze ons best verstaat, ook al zegt
ze zelf geen woord."
David zuchtte maar eens, en legde Olivia toen uit dat er
nog een meisje verdwaald was in de bush, en dat hij moest helpen dat meisje te vinden
voordat het donker werd. En dat hij daarom niet de hele avond bij haar kon
blijven; dat zou zuster Annie doen. Uiteindelijk liet Olivia zich weer in bed
stoppen, en met een heuse goedenachtknuffel kon David haar tenslotte alleen
laten.
"Je zou toch eens serieus over het vaderschap moeten
gaan denken, David!" plaagde Annie terwijl ze naar de balie terugliepen.
"Hm," bromde de would-be vader.
"Nee, eerlijk! Je bent er geknipt voor, als ik je zo
bezig zie!"
Bij de balie gekomen vulde David de weinige gegevens in
die hij van Olivia had, en aangezien Chris er ook net bij kwam, lichtte hij
haar meteen maar in.
Chris knikte. "Ik hoorde het van Geoff, ja. Heb je
enig idee waar dit kind dan vandaan kan komen?"
"Niet het flauwste," bekende David. "Ik
heb de indruk dat ze een nogal traumatische ervaring heeft gehad. En nu ik
erover nadenk zou dat best eens met haar ouders verband kunnen houden. Toen ik
daarnaar vroeg, gleed er plotseling zo´n schaduw over haar gezicht..."
Chris slaakte een diepe zucht. "Misschien een
ongeluk ergens in the middle of nowhere, met haar als enige overlevende."
"Ze was misschien op zoek naar hulp," opperde
Annie, maar Annika schudde haar hoofd.
"Dat is niet logisch. Dan zou je toch verwachten dat
ze meteen zou vertellen wat er gebeurd is. Maar in plaats daarvan rende ze voor
ons weg alsof..."
"Alsof haar leven ervan afhing. Letterlijk,"
vulde David aan, en Annika knikte.
"Precies."
"Nee." David schudde zijn hoofd. "Er is
iets vreemds met haar aan de hand. Maar goed, dat moet maar even tot morgen
wachten. Zij is ten minste veilig, zoals Jack zei. Laten we eerst maar eens
zien dat we die andere Olivia vinden."
Chris en Annie bleven achter in het ziekenhuis, en David
en Annika liepen terug naar de basis. Het was windstil, en drukkend warm nu, en
aan de horizon pakten dreigende wolken zich samen.
"Dat wordt onweer," stelde David met een zucht
vast. "Goed tegen de droogte natuurlijk, maar niet ideaal voor een
zoekactie..." Hij sloeg een arm om haar heen. "Sorry. Dit is niet
helemaal zoals ik me onze laatste dag samen had voorgesteld."
Maar Annika schokschouderde. "We zijn toch samen, en
daar gaat het uiteindelijk om. Zou jij nu op je dooie gemak in de pub kunnen
gaan zitten, met dat kind dat al een hele dag in de bush rondzwerft? En dan nog
onweer bovendien?"
Hij schudde zijn hoofd, en grinnikte toen ineens.
"Ik heb er weleens aan getwijfeld deze week, maar ik geloof toch dat je
wel uit het goede hout gesneden bent om hier te wonen!"
Ze gingen de basis binnen, en een plotselinge windvlaag rukte
de deur bijna uit Annika´s handen. Hoe lang nog voor het noodweer boven hen zou
losbarsten?
In het kleine kantoortje van de Flying Doctors was het
vol en benauwd. Jack had zo´n twintig man weten te verzamelen die nu luisterden
naar zijn instructies, en op zoveel volk was het ventilatiesysteem niet
berekend. David en Annika bleven maar bij de deur staan, en luisterden met de
anderen naar Jacks laatste aanwijzingen. Op het laatst pas merkte Jack hen op.
"David, kun jij die Cessna weer nemen en vanuit de
lucht uitkijken? DJ kan je de coördinaten straks geven."
David knikte. "Komt voor elkaar."
"Goed." Jack wiste zijn voorhoofd af. "Dan
weet iedereen wat hem of haar te doen staat. Dan op naar Dunston Hills; daar
hebben we haar sporen verlaten. En haast je! Als die onweersbui er overheen
komt zijn we het spoor volledig bijster!"
Een knetterende donderslag deed alle aanwezigen even
geschrokken in elkaar krimpen. Een helle flits, weer een ratelende slag...
Jack sloeg zijn ogen ten hemel, en David werkte zich hoofdschuddend
door de menigte naar hem toe. "Met dit weer de lucht in is gekkenwerk,
Jack," hield hij de politieman voor. "Zicht op de grond is sowieso
nihil, en binnen de kortste keren ben ik zelf een noodgeval."
Jack slaakte een zucht. "Ja. Ik vrees dat..."
Hij werd afgebroken door de radio: "Victor Charlie
Charlie, dit is Dunston Downs."
De lijn kraakte verschrikkelijk, maar het kwam toch zo
luid door dat iedereen het kon verstaan.
"Victor Charlie Charlie voor Dunston Downs. Wat is er, Morton?" klonk
DJ´s antwoord.
"Hé mate, we hoorden van die zoektocht naar Olivia
Watson... Zijn ze al vertrokken?"
"Nee, nog niet," antwoordde DJ, maar hij werd
bijna overstemd door een nieuwe donderslag.
"Nou, dan kun je iedereen naar huis sturen, want
Olivia is zonet bij ons aan komen lopen."
Een zwak gejuich steeg op achter DJ, en Lydia viel haar
man om de hals.
"Dat is goed nieuws, mate!" zei DJ enthousiast.
"Alleen eh... weet je zeker dat het de goede Olivia is?"
"Zeg, ben je nou helemaal...!" klonk Morton wat
verontwaardigd. "Ze mag hier dan een mijl of wat vandaan wonen, ik ken
mijn eigen buurmeisje toch zeker wel!"
DJ grijnsde. "Nou ja, voor het geval dat... We
hebben hier vanmiddag al een verkeerde Olivia gehad, dus wat dat
betreft..."
Geoff trok de microfoon naar zich toe. "Morton, dr.
Standish hier. Hoe is Olivia er aan toe?"
"Goed, zo te zien," kwam het antwoord.
"Moe. Hongerig en dorstig, maar niets zorgwekkends als ik het zo
bekijk."
Geoff slaakte een zucht van verlichting. "Gelukkig.
Wel, dan wachten we hier even de bui af, en dan komen we met John en Lydia de
kleine slaapwandelaarster oppikken. Kan dat wat jullie betreft?"
"Prima, doc. Dan zien we jullie straks wel
verschijnen. Over en uit."
De algehele opluchting op de basis was groot. Iedereen
stond elkaar op de schouders te kloppen, en uiteindelijk zei Jack:
"Mensen, dit moet gevierd worden! Op naar de pub! Het eerste rondje is van
mij!"
Chris legde de map met patiënteninformatie op de balie en
slaakte een zucht. Het zat er bijna op voor vandaag. Ze had net haar laatste
ronde langs de patiënten gemaakt. Nog even wat laatste gegevens invullen en dan
zou Kate wel haast komen voor de nachtdienst.
Ze opende het eerste dossier. Dat van de onbekende
Olivia. Ze zuchtte, en las nog eens wat David daar in zijn wat kriebelig
handschrift had geschreven. Ze had er weinig aan toe te voegen. Ze had daarnet
even om het gordijn gekeken, maar het meisje had daar zo stil gelegen, opgerold
onder de dekens, dat ze maar niet naar binnen was gegaan en haar rustig had laten
slapen. Weer een nieuw gezicht zou haar wellicht alleen maar van streek maken,
en na wat ze daarstraks gehoord had, was David waarschijnlijk de enige die haar
dan kon kalmeren. De enige die ze vertrouwde. En David zou inmiddels wel op weg
zijn naar Dunston Hills om te helpen zoeken naar Olivia Watson.
Ze zuchtte nog eens. Het arme kind... Kom, als ze
opschoot kon ze misschien ook nog wel helpen!
Ze boog zich over de papieren, maar het volgende moment
dook ze onwillekeurig in elkaar bij het doordringende geknetter van een
donderslag. Gevolgd door een bijna dierlijke angstkreet en het geluid van iets
van metaal dat viel.
Chris liet haar pen vallen en haastte zich naar de
damesafdeling. Een nieuwe donderslag scheurde de lucht.
Eerst bij Olivia kijken; gevoelsmatig wist ze dat ze daar
moest wezen. Ze trok het gordijn opzij. Het bed was inderdaad leeg. En de
stellage van het infuus lag languit op de grond. En van Olivia geen spoor.
Chris ging naar binnen. "Olivia?"
Er kwam geen antwoord. Ze keek onder het bed; dat was
tenslotte de enige plaats waar ze zich zou kunnen verschuilen. En inderdaad:
daar zat het meisje. Helemaal in elkaar gedoken, met haar armen over haar
hoofd, trillend als een zojuist bespeelde snaar.
Een golf van medelijden welde in Chris op, en ze strekte
haar hand naar het meisje uit. "Rustig maar. Het klinkt gevaarlijk, maar
het is gewoon onweer. Het kan je niets doen. Je bent veilig binnen," zei
ze geruststellend.
Het kind reageerde hoegenaamd niet; dook enkel nog meer
ineen bij de volgende flits en donderslag.
Chris zag in dat er maar één ding opzat. Ze liet zich op
haar knieën zakken en kroop ook onder het bed tot bij Olivia, en sloeg haar
armen om het meisje heen. Het kind beefde van top tot teen, en bij de volgende
slag - "Die is ergens ingeslagen," dacht Chris bij zichzelf - wierp
ze zich tegen Chris´ borst.
Troostend streelde Chris haar rug, en maakte sussende
geluiden. Veel hielp het niet: het kind beefde als een riet en haar hartje ging
tekeer als een op hol geslagen wekker. Ze was duidelijk doodsbang...
Hoe weinig comfortabel haar houding ook was, toch besloot
Chris maar even te blijven waar ze was tot de bui was weggetrokken. Iedere
lichtflits en elke donderslag deden het meisje in haar armen ineenkrimpen; het
zou weinig zin hebben de gevaren en ongevaren van onweer nu met haar door te
nemen. Het enige wat ze nu zocht was geborgenheid en een schuilplaats. En als
ze dat laatste onder haar bed meende te vinden, zou zij, Chris, zich daar wel
even in schikken.
Grote droppels begonnen te vallen, en al snel striemde de
regen tegen de ruiten. Met zorg dacht Chris aan de zoekactie naar de andere
Olivia; die zou danig bemoeilijkt worden nu de sporen door deze stortbui zouden
worden uitgewist. Voorzichtig probeerde ze wat te gaan verzitten. Haar been
begon te slapen in de weinig comfortabele houding onder het bed. Hoe lang
duurde een onweersbui eigenlijk? Een half uur? Een uur, een paar uur?! Toch
leek de regen minder te worden, het flitsen zwakker en het rommelen verder weg.
Zacht wiegde ze het bundeltje in haar armen heen en weer.
"Hé, hoe denk je erover?" informeerde ze
vriendelijk. "Het ergste is wel voorbij. Dus zullen we je weer eens in bed
stoppen?"
Olivia keek op. Strepen van tranen liepen over haar
gezicht. Chris knikte haar toe.
Samen kropen ze onder het bed vandaan. Olivia verstijfde
nog even bij een verre donderslag, maar ze scheen zich toch ook wel te
realiseren dat het gevaar geweken was.
Chris sloeg haar kleren af en glimlachte op haar neer.
"Kom. In bed jij! Het is hoog tijd om te gaan slapen!"
Olivia klom gehoorzaam weer in het hoge ziekenhuisbed, en
Chris zette de stellage met het infuus weer overeind. Ze controleerde ook of de
naald nog goed in Olivia´s arm zat. Na die vermoedelijk woeste duik onder het
bed kon die er immers best uitgeschoten zijn, maar dat bleek niet het geval. En
terwijl ze het meisje instopte, zei ze: "Ik zal je maar even wat
kalmerends geven, zodat je dadelijk snel in slaap valt, okay?"
Olivia knikte aarzelend, en met een frons tussen haar
wenkbrauwen liep Chris weg om het beloofde pilletje te halen. En toen ze terug
kwam, en gadesloeg hoe het meisje het pilletje met een paar slokken water
wegslikte, wist ze het zeker. Ze kende dit kind. Ze had haar eerder gezien.
Maar waar?!
Coopers Crossing droop. Toch was het behoorlijk druk op
straat. Veel mensen hadden de bui even afgewacht voor hun zondagse bezoek aan
de bistro en/of de pub, en ze liepen nu gezellig keuvelend door de hoofdstraat
in de richting van The Red Lion.
Annika en David kwamen daar echter net vandaan. Ze hadden
er Nancy´s fameuze zondagse roast beef gegeten - "Als je die niet geproefd
hebt, ben je niet in Coopers Crossing geweest," had David stellig beweerd
- maar toen het lokaal vol begon te lopen na de onweersbui waren ze hem wijselijk
gesmeerd. De melancholie van de laatste avond had inmiddels acuut toegeslagen,
en ze hadden er geen enkele behoefte aan om die laatste uren samen met anderen
te delen.
Nu slenterden ook zij langs de hoofdstraat, en werden om
de haverklap gegroet door vrolijke pubgangers. De combinatie van de jonge doc
met zijn Hollandse liefje was de afgelopen dagen een vertrouwde verschijning
geworden in het dorp. Maar zelfs die groeten waren hen op dit moment teveel.
David sloeg daarom de weg naar het vliegveld in; daar stonden geen huizen
langs, en op zondagavond was druk verkeer van en naar de kleine luchthaven ook
niet erg waarschijnlijk.
Zwijgend legden ze de paar mijl naar het vliegveld af.
Elk woord leek er één teveel; zijn arm om haar schouder en haar arm om zijn middel
zeiden genoeg.
Maar de weg liep dood bij het vliegveld, en even stonden
ze verlegen bij elkaar. Wat nu?
Het vliegveld lag verlaten. Twee vliegtuigen stonden voor
de hangar uit te druipen. Het kantoortje was gesloten, en slechts hier en daar
was in de invallende schemering de verlichting ontstoken. Er werden duidelijk
geen vliegtuigen meer verwacht vanavond.
Annika keek op in Davids gezicht. Strak stond het, en het
leek bleek in het licht van de lantaarns. Ze slikte even, en sloeg toen
aarzelend haar armen om zijn nek. Hij draaide zich naar haar toe. Ach, hoe lief
en vertrouwd was dat gezicht haar in een paar dagen tijd toch geworden... De
lachkieuwen, de sprekende ogen, de smalle neus, de spitse oren, de eigenwijze
kin, ja, zelfs de frons en de verbeten trek die er nu op lagen waren haar
dierbaar.
Met één hand streek ze door zijn haar. Hij wilde wat
zeggen, maar ze gaf hem de kans niet. Voor het eerst sinds hun kennismaking
durfde ze zelf het initiatief te nemen tot intiem contact. Het voelde ineens heel
natuurlijk, alsof ze nooit anders gedaan had: ze nam zijn gezicht in haar
handen en kuste hem. Eén moment was David van zijn stuk gebracht door haar
plotselinge voortvarendheid; toen beantwoordde hij teder haar kus, en streelde
tussen genot en verlangen haar nek en haar rug. Niet aan morgen denken nu...
"David," begon ze wat achter haar adem toen hun
lippen elkaar even loslieten.
Maar nu was hij het die, dronken van verliefdheid, haar
geen kans wilde geven iets te zeggen, het minst van al die zo gehate woorden
´het kan niet´. Hij wilde haar opnieuw kussen, maar ze draaide haar hoofd wat
weg zodat zijn lippen haar kaak beroerden.
"David," begon Annika opnieuw, "ik geloof
dat ik van je houd. Werkelijk. Maar aan dat visum kan ik niets
veranderen..."
Met een lichte zucht keek hij haar aan. Zijn ogen hadden
die fluwelen blik die verried dat hij in staat was de dolste dwaasheden te
begaan voor de vrouw die hij in zijn armen had. Bijvoorbeeld de betreffende
instantie opblazen die voor de uitgifte en de naleving van visa
verantwoordelijk was, zodat ze wel wat anders aan hun hoofd zouden hebben dan
te controleren of de liefste aller vrouwen wel prompt op tijd het land verliet.
Ze hoefde maar te kikken, en...
"Ik moet echt de tweeëntwintigste het land uit,
David. Maar..."
De volgende ochtend stond er een klein afscheidscomité
bij de bushalte. DJ, Sam en Emma, Kate en Geoff, Annie, Jack en Mrs. Carnegie
hadden zich daar verzameld om de inmiddels beroemde Flying Doctors-toeriste uit
te zwaaien. De reizigster zelf was echter in geen velden of wegen te bekennen.
"Ik ga kijken of ze nog in het hotel is,"
besloot DJ. "Als ze niet opschiet, mist ze straks de bus nog..."
Hij nam een sprintje naar de pub, en Sam, die met de hand
boven zijn ogen de weg aftuurde, meldde dat de bus er waarschijnlijk aan kwam.
"Hé Vic, is Annika hier nog?" riep DJ toen hij
de gelagkamer binnenviel. "De bus kan ieder ogenblik hier zijn!"
Vic trok zijn wenkbrauwen op. "Annika? Nee. Die is
zeker een uur geleden al naar buiten verdwenen."
DJ slaakte een zucht.
"Misschien is ze afscheid nemen van David?"
opperde Vic behulpzaam. "Die twee trokken tenslotte nogal veel met elkaar
op."
"Mag ik even proberen ze te bellen?"
Vic bromde wat bevestigends en verdween in de keuken. DJ draaide
Davids nummer. Hij hoorde de telefoon overgaan, maar er werd niet opgenomen.
Daar waren ze dus niet.
Hij werd opgeschrikt door het geluid van piepende remmen
buiten. Was dat de bus al?!
Hij stoof naar buiten. Inderdaad. Met zoveel volk bij de
bushalte verwachtte de chauffeur wel het één en ander aan passagiers mee te
krijgen. Maar de passagiere in kwestie was nog altijd niet op komen dagen.
"Nou, wie gaat er mee?" animeerde hij met een
brede grijns toen geen van de wachtenden aanstalten maakte om in te stappen.
"Tja, Dean, het was de bedoeling dat je een
passagier voor Adelaide had, maar ze is er nog niet," verklaarde Sam.
"Kun je misschien even wachten? Ze kan elk moment komen."
Dean trok zijn gezicht in honderd lachrimpeltjes.
"Nou, vooruit maar. Ik lig toch een paar minuten voor op schema,
dus..."
Op dat moment gaf Emma een gil. "Daar zijn ze!"
Inderdaad: daar kwamen David en Annika op hun dooie gemak
de basis uit.
"Hé, slakkegang!" brulde Sam hen toe.
"Schiet eens op! We kunnen die bus niet eeuwig voor je vasthouden,
hoor!"
De laatkomers legden er een stapje bovenop.
"Zijn jullie hier om mij uitgeleide te doen?"
informeerde Annika verbaasd. Ze werd omringd door de hele club: omhelsd, handen
geschud, op de schouder geklopt, gegroet.
"´t Was leuk om kennis met je te maken."
"Goeie reis!"
"Als je weer eens in Australië komt, moet je beslist
weer langskomen."
"Geniet van je laatste weken."
"Stuur eens een kaartje uit Holland. Je weet wel,
van waar het land onder de zee ligt."
"Ik hoop dat je het fijn gehad hebt hier."
"Deze week zul je vast niet gauw vergeten!"
"Waar heb je je bagage?"
Annika hief wat lachend wanhopig haar handen.
"Jongens, alsjeblíeft! Ik ga nog helemaal niet weg!"
Het was op slag stil, en ze staarden haar dom aan.
"Niet?" vroeg Sam uiteindelijk.
"Nee." Annika keek de kring rond, en glimlachte
wat verlegen. "Het was inderdaad de bedoeling dat ik vandaag zou
vertrekken naar Adelaide, om nog een weekje door te brengen bij goede vrienden
die ik daar een maand of wat geleden gemaakt heb. Maar de plannen zijn een
beetje gewijzigd." Ze schonk David, die wat op de achtergrond was geraakt,
een aarzelende maar stralende glimlach. "Oude vrienden zijn een rijk
bezit, maar soms zijn je nieuwe vrienden je liever. Vooral wanneer daar een
heel speciale vriend bij is. Dan geef ik er de voorkeur aan om nog een weekje
hier te blijven, en hem beter te leren kennen zolang het nog kan. Dan maar niet
naar Adelaide. Want weg uit Australië moet ik binnenkort natuurlijk wèl; daar
is niets aan te veranderen."
Emma lachte. "Als ik het niet dacht... Nou,
gezellig, dan komen we je volgende week gewoon nog een keer uitzwaaien!"
Dat was het sein voor algemene vrolijkheid, en nu werd ze
dan maar overladen met goede wensen voor haar verdere verblijf in de Crossing.
En terwijl Mrs. Carnegie Annika aan haar weelderige boezem drukte en verzaligde
voorspellingen deed aangaande jong geluk en romantiek, begon de rest van het
gezelschap zich opgewekt te verspreiden.
Alleen DJ bleef staan, verlegen met zijn voeten
schuifelend. En toen Mrs. Carnegie voldoende uitdrukking had gegeven aan haar
overenthousiaste gemoed, en ook David nog even liefdevol aan haar borst had
gedrukt alvorens in de richting van haar winkeltje te schommelen, zei DJ zonder
hen aan te kijken: "En je had gezegd dat je je deze week door niemand het
hoofd op hol wilde laten brengen... Niet door een radio operator, maar ook
niet" - hij wierp David een verongelijkte blik toe - "door een flying
doctor!"
Annika zuchtte en legde troostend een hand op zijn arm.
"Sorry DJ. Dat heb ik inderdaad gezegd. En ik meende het ook. Maar Cupido
bleek iets andere plannen te hebben."
Hij keek op. Een wereld van verwijt en teleurstelling lag
in zijn ogen, maar toch ook iets van begrip. Hij haalde zijn schouders op. "Nou ja. Dan zal ik me wel weer bij de radio
bepalen."
Hij wilde weglopen, maar Annika greep hem bij de arm.
"DJ, met je werk heeft dit niets te maken. Je bent en blijft me heel
sympathiek, of je nu radio operator, flying doctor of putjesschepper
bent."
DJ keek nog om en knikte mat. "´t Is wel goed, hoor.
Denk alsjeblieft niet dat ik jullie elkaar niet gun. Het is gewoon de
teleurstelling. Laat me maar..."
Hij slofte weg. David en Annika keken hem bedrukt na.
"Nou, dan zie ik je dus volgende week wel!" doorbrak
Dean de buschauffeur het plotselinge zwijgen. "Veel plezier nog deze week
dan!"
David knikte, en nam Annika troostend even in zijn armen.
Ondanks de domper van DJ´s teleurstelling voelde hij zich nog altijd de
gelukkigste man ter wereld; in elk geval voor de komende week. Hij streek haar
haren naar achteren, tilde haar kin op en kuste haar op haar voorhoofd.
Dean grinnikte. Hij klom de bus weer in, startte de motor
en liet het gevaarte ronkend optrekken. En ondanks de regen van gisteravond was
het stof op straat alweer voldoende opgedroogd om de wegrijdende bus een flinke
stofwolk te laten opwerpen die Annika en David een moment aan het oog onttrok.
Maar die gingen zo in elkaar op dat ze het opwaaiende stof niet eens opmerkten.
DJ keek nog eens om, en zag hen langzaam weer zichtbaar
worden nu het stof weer neerdwarrelde.
"Het is ook altijd hetzelfde liedje," mopperde
hij. Maar eensklaps klaarde zijn gezicht op. Annika was immers vast niet de
laatste bezoekster die Coopers Crossing aan zou doen?! Met Geoff getrouwd, en
die gespierde adonis van een Sam getrouwd, en David stevig verkikkerd op
Annika, zouden zijn kansen bij een volgende vrouwelijke invasie natuurlijk
flink gestegen zijn! Ha, het leven zag er toch wel rooskleurig uit...! En met
veerkrachtige pas vervolgde hij zijn weg naar de basis.
Vanuit de verte zag ook Mrs. Carnegie het innig
omstrengelde paartje weer uit het stof opdoemen. Ze zuchtte van ontroering, en
in gedachten was ze al plannetjes aan het maken voor bruidsjurken,
bruidstaarten, bruidsboeketten, de aankleding van de kerk, een bruiloftspartij
in de bistro, liedjes en toneelstukjes die opgevoerd zouden worden, en de tekst
waar father Jacko over zou preken. Ze pinkte een traantje weg. Ach, wat was een
ontluikende liefde tussen twee jonge mensen toch heerlijk...
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
Lees verder in deel 5:
Terug naar FD-fanfiction index
♦
♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦
The home of this story is www.konarciq.net
Downloading and printing of this story for private use only.
For all other forms of publication and distribution is the
clearly stated, written permission of the author required.